NIETS IETS NIETS
Eva Jansen Manenschijn
24 juli 2020
Ik denk aan de lege ruimte. De lege zalen. Ik zie ze voor me deze maanden. Rijen klapstoelen gehuld in donkerte. De vloer verlaten. Geen decor, lampen, acteurs. De ruimte is plotseling groot, diep, hoog; leeg. Soms misschien een tik van krimpend of uitzettend hout. Het ritueel is stopgezet, maar de ruimte is nog steeds daar, als een verlaten kerk.
In mijn tijd als regieassistent ging ik vaak in de zaal zitten als iedereen at, sliep of naar huis was. Zittend op het podium of ergens op stoel tweehonderdzoveel, viel er een gevoel van weemoed over me heen. Ik werd steeds weer naar die lege zalen getrokken.
Het gevoel dat ik ervaarde, heeft iets te maken vergankelijkheid. Ik houd van de verlaten ruimte die suggereert dat het iets dat er was nu niets is. Je vindt dezelfde sfeer in oude huizen, kerken, op begraafplaatsen. Toch nergens zo sterk als in het theater. Waarschijnlijk is daar het contrast het grootst. Wanneer het theater vol is, is de avond levendig, uitgelaten, joviaal. Daarna is de zaal des te stiller, donkerder, groter en leger. Wat er was die avond, lijkt opgeslagen in het zwijgende brein van de ruimte.
Ik ben altijd aangetrokken geweest tot leegheid, tot het niets en iets. Dit is ook de aantrekkingskracht van theater. Zoals Peter Brook zegt in The Empty Space: ‘Theatre is always a destructive art – and it is always written on the wind.’ Het theaterstuk vervliegt, is onaanraakbaar, niet te bewaren. Het ontstaat uit het niets, ontvouwt zich om na het applaus te eindigen zoals het begon, weg te zakken in het niets. Tijdelijkheid lijkt mij het machtigste ingrediënt van het theaterstuk. Als tijdelijkheid zichtbaar gemaakt wordt in het stuk, is zijn magie groots. Om theater te maken moet je, mijns inziens, een goede relatie hebben tot vergankelijkheid en liefde voelen voor weemoed.
Maar we leven in de tijd van iets. Iets is het startpunt. In den beginne is er iets. Niets is vergeten. Nul is vergeten. We beginnen te tellen bij 1. Ook in het theater. Luid en snel zijn we. Bang om ongezien te blijven, om verslagen te worden door de film, om het publiek te vervelen. ‘Doe iets, speel wat,’ zeggen we. Over teksttheater vraag Peter Brook zich af: ‘But what is written? Words as sounds from people’s mouths, with pitch, pause, rhythm and gesture as part of their meaning. A word does not start as a word – it is an endproduct which begins as an impulse which dictates the need for expression.’ Uit het niets welt een impuls tot expressie. Dat is wat theater machtig maakt. De glimp te kunnen zien van het ontstaansmoment van de opwelling. Het hier en nu tot stand komen van iets nieuws, iets onherhaalbaars. Alleen als we het niets erkennen, kan het iets geboren worden. Daar is tijd en ruimte voor nodig. In onze hoofden, in zalen, tijdens voorstellingen. Soms moet je niets doen, wachten, zonder direct op te vullen. De lege zaal is een begin.
In mijn tijd als regieassistent ging ik vaak in de zaal zitten als iedereen at, sliep of naar huis was. Zittend op het podium of ergens op stoel tweehonderdzoveel, viel er een gevoel van weemoed over me heen. Ik werd steeds weer naar die lege zalen getrokken.
Het gevoel dat ik ervaarde, heeft iets te maken vergankelijkheid. Ik houd van de verlaten ruimte die suggereert dat het iets dat er was nu niets is. Je vindt dezelfde sfeer in oude huizen, kerken, op begraafplaatsen. Toch nergens zo sterk als in het theater. Waarschijnlijk is daar het contrast het grootst. Wanneer het theater vol is, is de avond levendig, uitgelaten, joviaal. Daarna is de zaal des te stiller, donkerder, groter en leger. Wat er was die avond, lijkt opgeslagen in het zwijgende brein van de ruimte.
Ik ben altijd aangetrokken geweest tot leegheid, tot het niets en iets. Dit is ook de aantrekkingskracht van theater. Zoals Peter Brook zegt in The Empty Space: ‘Theatre is always a destructive art – and it is always written on the wind.’ Het theaterstuk vervliegt, is onaanraakbaar, niet te bewaren. Het ontstaat uit het niets, ontvouwt zich om na het applaus te eindigen zoals het begon, weg te zakken in het niets. Tijdelijkheid lijkt mij het machtigste ingrediënt van het theaterstuk. Als tijdelijkheid zichtbaar gemaakt wordt in het stuk, is zijn magie groots. Om theater te maken moet je, mijns inziens, een goede relatie hebben tot vergankelijkheid en liefde voelen voor weemoed.
Maar we leven in de tijd van iets. Iets is het startpunt. In den beginne is er iets. Niets is vergeten. Nul is vergeten. We beginnen te tellen bij 1. Ook in het theater. Luid en snel zijn we. Bang om ongezien te blijven, om verslagen te worden door de film, om het publiek te vervelen. ‘Doe iets, speel wat,’ zeggen we. Over teksttheater vraag Peter Brook zich af: ‘But what is written? Words as sounds from people’s mouths, with pitch, pause, rhythm and gesture as part of their meaning. A word does not start as a word – it is an endproduct which begins as an impulse which dictates the need for expression.’ Uit het niets welt een impuls tot expressie. Dat is wat theater machtig maakt. De glimp te kunnen zien van het ontstaansmoment van de opwelling. Het hier en nu tot stand komen van iets nieuws, iets onherhaalbaars. Alleen als we het niets erkennen, kan het iets geboren worden. Daar is tijd en ruimte voor nodig. In onze hoofden, in zalen, tijdens voorstellingen. Soms moet je niets doen, wachten, zonder direct op te vullen. De lege zaal is een begin.
Eva Jansen Manenschijn
Eva Jansen Manenschijn is toneelschrijver en dramaturg.
eerlijk DELEN
24 juli 2020