Licht aan het einde van de tunnel
Danielle Wagenaar
18 september 2020
Ik moet een lijst maken van alles waar ik een hekel aan heb. En dan geen open deuren als: domme mensen of De Toppers, of mensen die gemeen doen tegen dieren.
Na het opruimen van onze kamers, het schuren van de vloeren en het puzzelen met 1000 stukjes, zijn we aanbeland bij wat mijn dochter ‘de nieuwe eerlijkheid’ noemt. We vertellen elkaar zaken die we in virusvrije vakanties voor onszelf houden. Zij is daar ongevraagd mee begonnen, met die eerlijkheid, en ziet het als een beloning voor ons, haar ouders, dat zij als puber haar geheimen op tafel gooit.
Zo weet ik inmiddels dat ze ‘Best weleens drinkt, ze stiekem naar een rave is geweest, een Stick and Poke heeft gezet en dat ze maar 1 keer bad is gegaan.’
Ik grimlach en bedank haar voor haar openhartigheid.
Enthousiast gaat ze verder. Nu we toch bezig zijn.
Ze vertelt dat ze het leuk vindt dat haar vader zo geniet van het uitproberen van allerlei exotische gerechten (dat noemt ze schattig), maar dat zij verlangt naar, gewoon, ‘mijn schijf van vijf’, naar iets dat ze al kent. Naar basisvoedsel, iets wat we wekelijks zouden kunnen laten terugkomen (woensdag gehaktdag), iets dat je kunt herkennen. Iets met groente, vleesvervangers en aardappels. De teleurstelling druipt van het gezicht van mijn vriend en hij heeft geen zin meer in dit nieuwe spel.
Mijn beurt. Ik moet dus een lijst maken van zaken waar ik een hekel aan heb.
Misschien komt het omdat ik weinig afleiding heb momenteel, maar ik heb het gevoel dat ik heel makkelijk aankom bij de kern van deze opdracht. Ik vouw mijn handen op tafel, ga rechtop zitten en doe mijn mond open.
‘Rusland.
Ballads.
Gekruisigde Jezusfiguren (beelden van heiligen sowieso).
Palmbomen.
De onderkant van boten.’
Ik lach.
Ik ben tevreden dat het zo’n kort lijstje is. Ik ben dus best een positief mens. Er zijn dus maar een paar zaken die ik haat, naast de gewone doorsnee dingen: autoriteit, fascisten, scooters, vuilnis op straat, domme mensen, De Toppers, mensen die gemeen doen tegen dieren et cetera.
Mijn dochter kijkt me aan alsof ze zojuist een Alien uit een UFO heeft zien stappen.
‘Palmbomen? Hoezo in godsnaam palmbomen?’
Kan ik uitleggen. Ik houd van loofbomen. Van ritselende blaadjes waartussen vogels zich verschuilen. Van wilgen, van berken en beuken en kastanjes. Van bomen die nattig ruiken. Van Nederlandse bomen. Palmbomen hebben dat harde, dat scherpe, met die harige stam, met die killer kokosnoten erin. Nee. Bah. Ik krijg er fysiek ongemak van, van palmbomen. Datzelfde geldt voor Jezusbeelden en voor Rusland, of liever gezegd, voor de eendimensionale gedachte die ik heb over wat Rusland is, de gedachte aan lethargie, aan acceptatie van het lot, aan Oblomov, aan ‘Ga dan Godverdomme een keer naar Moskou!!!’. Aan een volk dat al zo lang onder het juk van elke keer een andere dictatuur leeft, dat het zucht en kreunt en zich moet schikken.
‘En ballads? Wat is in godsnaam het probleem van ballads?’
Ballads vind ik meestal kitsch, pathetisch, vol zelfmedelijden en vooral traag. Traag! Ze maken dat ik, dat mijn lichaam vertraagt, dat ik naar beneden glijd, de bodem raak.
Stilstand is sterven.
Uptempo nummers heb ik nodig en koffie en suiker en cola en-
Aan tafel is het stil.
Dochter en vriend kijken mij aan.
Meewarig en een beetje teleurgesteld.
Dochter zegt: ‘Dus je bent eigenlijk een xenofobische depressieve zelfhater? De bedoeling van dit spel is dat je normale dingen haat zodat wij jouw karakter kunnen analyseren en het tegenovergestelde daarin kunnen aanwijzen. Hier is geen lol aan.’
Ze staat op van tafel.
Mijn vriend gaat even boodschappen doen.
Deze nieuwe eerlijkheid is van korte duur geweest.
Ik blijf zitten aan tafel.
Een beetje beduusd.
Ik denk aan de onderkant van boten.
Ik haat de onderkant van boten.
Meer nog dan ballads, Rusland, Jezusbeelden en palmbomen haat ik de onderkant van boten.
Ik ga het water niet in als er een onderkant van een boot in de buurt is. Ze doen me denken aan de dood. Aan doodse stilte, aan groenig donker en aan alles wat ik niet hoor en niet kan zien. Aan eenzaamheid en opgesloten zijn. Aan afgesloten zijn. Aan alleen mijn eigen bloed horen ruisen en mijn eigen hartenklop.
De kat rekt zich uit in zijn kartonnen doos.
Nageltjes krabben over de bodem.
Verder is het stil in de kamer.
Goddank dat ik snel weer ga beginnen met repeteren.
Goddank dat ik weer les kan geven en me mag omringen met gedreven, gepassioneerde jonge mensen.
Goddank dat ik de heldere theaterlampen mag voelen, het geroezemoes van het publiek kan horen en de spelers mag zien.
Goddank voor theater.
Na het opruimen van onze kamers, het schuren van de vloeren en het puzzelen met 1000 stukjes, zijn we aanbeland bij wat mijn dochter ‘de nieuwe eerlijkheid’ noemt. We vertellen elkaar zaken die we in virusvrije vakanties voor onszelf houden. Zij is daar ongevraagd mee begonnen, met die eerlijkheid, en ziet het als een beloning voor ons, haar ouders, dat zij als puber haar geheimen op tafel gooit.
Zo weet ik inmiddels dat ze ‘Best weleens drinkt, ze stiekem naar een rave is geweest, een Stick and Poke heeft gezet en dat ze maar 1 keer bad is gegaan.’
Ik grimlach en bedank haar voor haar openhartigheid.
Enthousiast gaat ze verder. Nu we toch bezig zijn.
Ze vertelt dat ze het leuk vindt dat haar vader zo geniet van het uitproberen van allerlei exotische gerechten (dat noemt ze schattig), maar dat zij verlangt naar, gewoon, ‘mijn schijf van vijf’, naar iets dat ze al kent. Naar basisvoedsel, iets wat we wekelijks zouden kunnen laten terugkomen (woensdag gehaktdag), iets dat je kunt herkennen. Iets met groente, vleesvervangers en aardappels. De teleurstelling druipt van het gezicht van mijn vriend en hij heeft geen zin meer in dit nieuwe spel.
Mijn beurt. Ik moet dus een lijst maken van zaken waar ik een hekel aan heb.
Misschien komt het omdat ik weinig afleiding heb momenteel, maar ik heb het gevoel dat ik heel makkelijk aankom bij de kern van deze opdracht. Ik vouw mijn handen op tafel, ga rechtop zitten en doe mijn mond open.
‘Rusland.
Ballads.
Gekruisigde Jezusfiguren (beelden van heiligen sowieso).
Palmbomen.
De onderkant van boten.’
Ik lach.
Ik ben tevreden dat het zo’n kort lijstje is. Ik ben dus best een positief mens. Er zijn dus maar een paar zaken die ik haat, naast de gewone doorsnee dingen: autoriteit, fascisten, scooters, vuilnis op straat, domme mensen, De Toppers, mensen die gemeen doen tegen dieren et cetera.
Mijn dochter kijkt me aan alsof ze zojuist een Alien uit een UFO heeft zien stappen.
‘Palmbomen? Hoezo in godsnaam palmbomen?’
Kan ik uitleggen. Ik houd van loofbomen. Van ritselende blaadjes waartussen vogels zich verschuilen. Van wilgen, van berken en beuken en kastanjes. Van bomen die nattig ruiken. Van Nederlandse bomen. Palmbomen hebben dat harde, dat scherpe, met die harige stam, met die killer kokosnoten erin. Nee. Bah. Ik krijg er fysiek ongemak van, van palmbomen. Datzelfde geldt voor Jezusbeelden en voor Rusland, of liever gezegd, voor de eendimensionale gedachte die ik heb over wat Rusland is, de gedachte aan lethargie, aan acceptatie van het lot, aan Oblomov, aan ‘Ga dan Godverdomme een keer naar Moskou!!!’. Aan een volk dat al zo lang onder het juk van elke keer een andere dictatuur leeft, dat het zucht en kreunt en zich moet schikken.
‘En ballads? Wat is in godsnaam het probleem van ballads?’
Ballads vind ik meestal kitsch, pathetisch, vol zelfmedelijden en vooral traag. Traag! Ze maken dat ik, dat mijn lichaam vertraagt, dat ik naar beneden glijd, de bodem raak.
Stilstand is sterven.
Uptempo nummers heb ik nodig en koffie en suiker en cola en-
Aan tafel is het stil.
Dochter en vriend kijken mij aan.
Meewarig en een beetje teleurgesteld.
Dochter zegt: ‘Dus je bent eigenlijk een xenofobische depressieve zelfhater? De bedoeling van dit spel is dat je normale dingen haat zodat wij jouw karakter kunnen analyseren en het tegenovergestelde daarin kunnen aanwijzen. Hier is geen lol aan.’
Ze staat op van tafel.
Mijn vriend gaat even boodschappen doen.
Deze nieuwe eerlijkheid is van korte duur geweest.
Ik blijf zitten aan tafel.
Een beetje beduusd.
Ik denk aan de onderkant van boten.
Ik haat de onderkant van boten.
Meer nog dan ballads, Rusland, Jezusbeelden en palmbomen haat ik de onderkant van boten.
Ik ga het water niet in als er een onderkant van een boot in de buurt is. Ze doen me denken aan de dood. Aan doodse stilte, aan groenig donker en aan alles wat ik niet hoor en niet kan zien. Aan eenzaamheid en opgesloten zijn. Aan afgesloten zijn. Aan alleen mijn eigen bloed horen ruisen en mijn eigen hartenklop.
De kat rekt zich uit in zijn kartonnen doos.
Nageltjes krabben over de bodem.
Verder is het stil in de kamer.
Goddank dat ik snel weer ga beginnen met repeteren.
Goddank dat ik weer les kan geven en me mag omringen met gedreven, gepassioneerde jonge mensen.
Goddank dat ik de heldere theaterlampen mag voelen, het geroezemoes van het publiek kan horen en de spelers mag zien.
Goddank voor theater.
Danielle Wagenaar
Danielle Wagenaar is regisseur en schrijver.
Meer over Danielle Wagenaar ?
Kijk op:
https://www.hetministerievanonverrichterzake.com/