Zéro
Marike op den Akker
4 september 2020
Het is alsof een puntig voorwerp zich onder mijn rechterschouderblad wringt. Mijn adem stokt. Mijn voeten voelen aan als enorme houten klompen zoals je ze alleen ziet op de stoep van de toeristenwinkel op de hoek. Staat iedereen er nog? Of ben ik hier de enige die staat te sterven?
We staan pas drie minuten stil en het lijkt nu al een eeuwigheid.
Ik studeerde af aan de mime-opleiding, waar je speler- en makerschap begint bij het lichaam. Een belangrijk begrip binnen de mime is de ‘zéro’: de nul-positie. Dit is een neutraal fysiek uitgangspunt, van waaruit elke beweging kan ontstaan: een handeling, een gebaar, een tekst of een gedachte.
In het tweede jaar kregen we mime-les van Irene Schaltegger en in die lessen stonden we stil. Dat leek ons behoorlijk makkelijk, ja, stáán, dat doen we toch allemaal? Maar in de praktijk bleek het geen sinecure, je had alle aandacht en concentratie nodig om het voor elkaar te krijgen. Eerst werkten we aan het neutraal maken van het lichaam: de positie van de voeten precies onder de heupen, de knieën ietsje van het slot, het bekken recht, de wervelkolom opgestrekt, touwtje aan je kruin, kin ietsje laten zakken en de schouders naar achteren gerold. De borst geopend, maar niet té. De blik op horizonhoogte. We stonden zo in de ruimte opgesteld dat we langs elkaar heen konden kijken in de richting van de muur of in de richting van de ramen, waarachter het hectische leven in de Jodenbreestraat als een versnelde film aan onze stilstaande lichamen voorbijtrok. Irene deed haar horloge af, keek naar de wijzers op het klokje en zei: “NU!” Op dat moment gingen er vijf minuten in waarin we geacht werden doodstil te staan en onze neutrale positie te behouden. Het was de kunst om niet in te zakken, noch te verstarren. Spieren verkrampten, wilden terug naar hun vertrouwde positie, de witte muur werd een caleidoscoop van gekleurde vlekken en ademen leek onmogelijk. Als de verlossende woorden: ”Vijf minuten” klonken, stortten we ons dan ook kreunend ter aarde. Maar na verloop van tijd wilden we eigenlijk wel langer blijven staan. Omdat we steeds meer ontdekten hoeveel rust het gaf om even niet te hoeven bewegen. Niet opzij te hoeven springen voor de scooters op straat, de winkels niet te hoeven betreden, niet te hoeven reageren op impulsen van buiten. Er ontstond een heldere ruimte binnenin, waarin je volledig aanwezig kon zijn, in het moment.
Afgelopen voorjaar werden we massaal stilgezet. We schakelden over naar werken zonder fysiek contact. Het scherm van onze computer werd het raam waarachter we mensen konden ontmoeten. Voor nog onbepaalde tijd zijn we aangewezen op ons eigen lichaam, in onze eigen ruimte.
Terwijl we bestaan bij contact en interactie met de mensen om ons heen. Daarin worden we flink op de proef gesteld. Toch heb ik hier, aan mijn kant van het raam, een fysiek geworteld vertrouwen dat vanuit stilstand altijd weer beweging zal ontstaan: een stap in een andere richting, een gebaar naar een nog onbekend persoon, een brief aan die ene jeugdliefde of een gedachte die leidt tot een nieuw kunstwerk.
We staan pas drie minuten stil en het lijkt nu al een eeuwigheid.
Ik studeerde af aan de mime-opleiding, waar je speler- en makerschap begint bij het lichaam. Een belangrijk begrip binnen de mime is de ‘zéro’: de nul-positie. Dit is een neutraal fysiek uitgangspunt, van waaruit elke beweging kan ontstaan: een handeling, een gebaar, een tekst of een gedachte.
In het tweede jaar kregen we mime-les van Irene Schaltegger en in die lessen stonden we stil. Dat leek ons behoorlijk makkelijk, ja, stáán, dat doen we toch allemaal? Maar in de praktijk bleek het geen sinecure, je had alle aandacht en concentratie nodig om het voor elkaar te krijgen. Eerst werkten we aan het neutraal maken van het lichaam: de positie van de voeten precies onder de heupen, de knieën ietsje van het slot, het bekken recht, de wervelkolom opgestrekt, touwtje aan je kruin, kin ietsje laten zakken en de schouders naar achteren gerold. De borst geopend, maar niet té. De blik op horizonhoogte. We stonden zo in de ruimte opgesteld dat we langs elkaar heen konden kijken in de richting van de muur of in de richting van de ramen, waarachter het hectische leven in de Jodenbreestraat als een versnelde film aan onze stilstaande lichamen voorbijtrok. Irene deed haar horloge af, keek naar de wijzers op het klokje en zei: “NU!” Op dat moment gingen er vijf minuten in waarin we geacht werden doodstil te staan en onze neutrale positie te behouden. Het was de kunst om niet in te zakken, noch te verstarren. Spieren verkrampten, wilden terug naar hun vertrouwde positie, de witte muur werd een caleidoscoop van gekleurde vlekken en ademen leek onmogelijk. Als de verlossende woorden: ”Vijf minuten” klonken, stortten we ons dan ook kreunend ter aarde. Maar na verloop van tijd wilden we eigenlijk wel langer blijven staan. Omdat we steeds meer ontdekten hoeveel rust het gaf om even niet te hoeven bewegen. Niet opzij te hoeven springen voor de scooters op straat, de winkels niet te hoeven betreden, niet te hoeven reageren op impulsen van buiten. Er ontstond een heldere ruimte binnenin, waarin je volledig aanwezig kon zijn, in het moment.
Afgelopen voorjaar werden we massaal stilgezet. We schakelden over naar werken zonder fysiek contact. Het scherm van onze computer werd het raam waarachter we mensen konden ontmoeten. Voor nog onbepaalde tijd zijn we aangewezen op ons eigen lichaam, in onze eigen ruimte.
Terwijl we bestaan bij contact en interactie met de mensen om ons heen. Daarin worden we flink op de proef gesteld. Toch heb ik hier, aan mijn kant van het raam, een fysiek geworteld vertrouwen dat vanuit stilstand altijd weer beweging zal ontstaan: een stap in een andere richting, een gebaar naar een nog onbekend persoon, een brief aan die ene jeugdliefde of een gedachte die leidt tot een nieuw kunstwerk.
Marike op den Akker
Marike op den Akker, van oorsprong mimespeler, is daarnaast ook toneel-en prozaschrijver.