Vrouwen, kunst en melancholie
Lotte Lola Vermeer
23 oktober 2020
De herfst schuift onder onze voeten en zo ook een voedingsbodem voor melancholie. Een stormachtige wandeling. Boekwinkels. Beeldende kunst. Een brandende kaars. Een zetel voor het raam. Druilerigheid.
Herfst is kleuren zien veranderen. Tijd voor terugplooien.
Over melancholie is aardig wat geschreven. In De kamers van de melancholie van Karin Johannisson staan prachtige gegevens over mannen die hun lichaam ervaren als boter of zich broos voelen alsof ze van glas zijn. Van oudsher mogen mannen fugues doen, onaangekondigd vertrekken om als herboren terug te keren. Voor vrouwen was die ruimte er niet, alleen een enkeltje psychiatrie. Ik doe onderzoek naar melancholie en probeer haar in de context van de vrouw uit te pluizen. Over vrouwen en melancholie is bar weinig geschreven. Op deze ochtend zet ik me om elf uur in de zetel voor het raam en lees in het boek van Johannisson:
De man heeft de sensibiliteit van de vrouw gestolen. Terwijl de sensibiliteit van de vrouw instinctief is, is die van de man zelfbewust en geënsceneerd.
In de beeldende kunst is dat al tijden zo. Friedrich verbeeldde een man boven de nevelen, Rodin liet hem contempleren in brons. De melancholie van de man is tergend, maar bovenal intelligent en creatief. Hij loopt ermee weg, de verte in.
Waar mannen ‘op wandel’ gingen met hun gevoelens, werd de burgervrouw in de negentiende eeuw steeds meer in huis opgesloten. Dat zien we niet alleen in de kunst, maar lezen we bijvoorbeeld ook bij Ibsen. De huiskamer was haar centrale toneel, waar haar melancholie werd weggezet als weeïg en met haar ‘overdreven sensibiliteit’ werd ze gereduceerd tot ‘behaagziek gevoelswezen’. Zelfs vrouwen die aan de zijde van een groot kunstenaar stonden, mochten niet delen in de glorieuze melancholie. Ze werden gek, of gek verklaard.
Mijn overburen hebben zicht op de doffe breekbaarheid van deze ochtend. Als ze kijken, zien ze een vrouw die uit het venster staart, omringd door boeken, beeldende kunst en gedachtes. Wegzakkend in de zetel lijkt het waarschijnlijk allesbehalve constructief en ik lees:
Dat de man een ‘hoge’ gevoeligheid annexeert, verheft hem, terwijl de vrouw op een lager niveau van privégevoelens wordt getrivialiseerd.
In de loop der tijd wordt de melancholische vrouw in olieverf iets minder een archetypisch vehikel. Hopper laat haar staren vanuit een deurpost, maar ook in zijn schilderijen zit ze vooral binnen voor een raam, en is ze alleen en ik lees:
De wetenschap luidt een feminisatie van het zenuwstelsel in, parallel aan een overeenkomstige masculinisatie van het spierstelsel. Zenuwen zijn zacht, spieren hard. Terwijl de zeldzame tranen van de man als echt worden gepresenteerd, zijn die van de vrouw chronisch verdacht.
Het ligt aan de blik die je erop werpt of de melancholie donker, verdacht is of licht, niet aan het seizoen, de plek of plaats waar ze zit.
Zomer zal altijd overgaan in herfst. De dag in nacht, een gedachte in tekst in gedachte en ik denk: laten we stoppen met op de drempel te wachten. Het is tijd om de vrouwelijke melancholie aan kracht te laten winnen. Los van welk uur of wat voor weer het is: vrouwen, treed naar buiten zodat de melancholie weer vaste grond onder al onze voeten wordt. Melancholie heeft niet alleen maar zachte contouren. Ze is niet een wegsijpelen of een overvloeien in de omgeving. Waar het rafelt, is ruimte voor verandering.
Herfst is kleuren zien veranderen. Tijd voor terugplooien.
Over melancholie is aardig wat geschreven. In De kamers van de melancholie van Karin Johannisson staan prachtige gegevens over mannen die hun lichaam ervaren als boter of zich broos voelen alsof ze van glas zijn. Van oudsher mogen mannen fugues doen, onaangekondigd vertrekken om als herboren terug te keren. Voor vrouwen was die ruimte er niet, alleen een enkeltje psychiatrie. Ik doe onderzoek naar melancholie en probeer haar in de context van de vrouw uit te pluizen. Over vrouwen en melancholie is bar weinig geschreven. Op deze ochtend zet ik me om elf uur in de zetel voor het raam en lees in het boek van Johannisson:
De man heeft de sensibiliteit van de vrouw gestolen. Terwijl de sensibiliteit van de vrouw instinctief is, is die van de man zelfbewust en geënsceneerd.
In de beeldende kunst is dat al tijden zo. Friedrich verbeeldde een man boven de nevelen, Rodin liet hem contempleren in brons. De melancholie van de man is tergend, maar bovenal intelligent en creatief. Hij loopt ermee weg, de verte in.
Waar mannen ‘op wandel’ gingen met hun gevoelens, werd de burgervrouw in de negentiende eeuw steeds meer in huis opgesloten. Dat zien we niet alleen in de kunst, maar lezen we bijvoorbeeld ook bij Ibsen. De huiskamer was haar centrale toneel, waar haar melancholie werd weggezet als weeïg en met haar ‘overdreven sensibiliteit’ werd ze gereduceerd tot ‘behaagziek gevoelswezen’. Zelfs vrouwen die aan de zijde van een groot kunstenaar stonden, mochten niet delen in de glorieuze melancholie. Ze werden gek, of gek verklaard.
Mijn overburen hebben zicht op de doffe breekbaarheid van deze ochtend. Als ze kijken, zien ze een vrouw die uit het venster staart, omringd door boeken, beeldende kunst en gedachtes. Wegzakkend in de zetel lijkt het waarschijnlijk allesbehalve constructief en ik lees:
Dat de man een ‘hoge’ gevoeligheid annexeert, verheft hem, terwijl de vrouw op een lager niveau van privégevoelens wordt getrivialiseerd.
In de loop der tijd wordt de melancholische vrouw in olieverf iets minder een archetypisch vehikel. Hopper laat haar staren vanuit een deurpost, maar ook in zijn schilderijen zit ze vooral binnen voor een raam, en is ze alleen en ik lees:
De wetenschap luidt een feminisatie van het zenuwstelsel in, parallel aan een overeenkomstige masculinisatie van het spierstelsel. Zenuwen zijn zacht, spieren hard. Terwijl de zeldzame tranen van de man als echt worden gepresenteerd, zijn die van de vrouw chronisch verdacht.
Het ligt aan de blik die je erop werpt of de melancholie donker, verdacht is of licht, niet aan het seizoen, de plek of plaats waar ze zit.
Zomer zal altijd overgaan in herfst. De dag in nacht, een gedachte in tekst in gedachte en ik denk: laten we stoppen met op de drempel te wachten. Het is tijd om de vrouwelijke melancholie aan kracht te laten winnen. Los van welk uur of wat voor weer het is: vrouwen, treed naar buiten zodat de melancholie weer vaste grond onder al onze voeten wordt. Melancholie heeft niet alleen maar zachte contouren. Ze is niet een wegsijpelen of een overvloeien in de omgeving. Waar het rafelt, is ruimte voor verandering.
Lotte Lola Vermeer
Lotte Lola Vermeer is schrijver, theatermaker en scenarist. Ze studeerde Writing For Performance aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht (HKU) en behaalde de master Audiovisuele kunsten-Schrijven aan het Royal Institute for Theatre Cinema & Sound(RITCS) in Brussel. Lotte Lola schrijft, speelt en maakt theater met Het Pijpcollectief, daarnaast bezint ze zich op performances, digitale interventies en ander soort poëzie.
Meer over Lotte Lola Vermeer?
Kijk op:
https://lottelola.com/
eerlijk DELEN
23 oktober 2020