Toen ik een personage werd

Lisa Weeda
10 mei 2019
Een dag voor de jaarwisseling stuurt mijn oud-geliefde me een lange e-mail met onderaan de mededeling dat er binnenkort een tekst online verschijnt. Ze heeft het document bijgevoegd. Het is een kort fictieverhaal, met als herkenbare rode draad onze laatste vakantie samen, drie zomers geleden. Ik lees over twee geliefden die niet meer weten hoe ze elkaar moeten terugvinden. Of nee, ik lees hoe zij dit ervaart en hoe ik wegduw, wegglijd en langzaam verdwijn.

Ik voel me machteloos wanneer ik haar tekst lees: ik ben een personage geworden, maar ben ook net niet helemaal tot fictie gemaakt. Ik herken één op één mijn grillen, lees zinnen die zo uit mijn mond zouden kunnen rollen. Ik heb zin om de wereld van het verhaal binnen te stappen en mezelf door elkaar te schudden, te roepen dat ik op moet letten, dat ik moet luisteren naar de gedachten van de tegenspeler, die nu zwart op wit staan, als onverplaatsbare blokken beton in een grote witte vlakte. Ik herlees, ik wil mijn zinnen tussen die van haar duwen als regieaanwijzingen: ‘Had ik vaker de zee in moeten gaan? Waarom liet je me op die badhanddoek zitten?’ Ik wil haar terugschrijven, wil een briefwisseling of op zijn minst een dubbele publicatie: een gesprek tussen haar en mij. Voor het eerst ervaar ik iets wat ik als schrijver niet eerder heb meegemaakt: ik heb geen stem in dit verhaal. Ik kan alleen haar liefdevolle en tegelijkertijd pijnlijke afscheidsverhaal lezen, de hekkensluiter van ons samenzijn en toekijken vanaf de zijlijn.

Een paar maanden terug lees ik de tweede roman van Bregje Hofstede: Drift. In de roman verlaat het hoofdpersonage Bregje haar geliefde Luc na een relatie van tien jaar. Ze verlaat het huis (zoals de schrijver in het echte leven ook ooit deed) met niet meer dan een tas vol dagboeken. De roman is sterk opgebouwd: er zijn de dagen na de break-up, waarin Bregje ronddwaalt door Brussel, in hotels en airbnb’s slaapt en bij haar ouders logeert; scènes uit de eerste roman van personage Bregje en dagboekfragmenten over de liefde met Luc, fragmenten waarin Bregje hem bezingt, maar zich ook langzamerhand steeds meer verzet tegen hem. Het zijn woorden die Luc nooit heeft kunnen lezen en waar hij nooit iets tegenin heeft kunnen brengen. Hij wordt monddood gemaakt in haar dagboek, iets waarvoor Bregje (het personage) zichzelf op de vingers tikt tegen het einde van de roman. De roman maakt me ongemakkelijk. Hoezeer Bregje Hofstede in interviews ook zegt compromisloos geschreven te hebben en daarvoor fictie te hebben ingezet, ik kan het werk maar niet lezen als fictie. Ik houd van de taal, het ritme, de vorm, de beelden, maar stap steeds net niet een andere wereld in. Ik vraag me af hoe Luc (wiens naam is veranderd) het leest, of hij ook een zijlijngevoel ervaart.

De dichter Czeslaw Milosz zei ooit: ‘Als in een gezin een schrijver wordt geboren, dan is ’t gedaan met dat gezin.’ Ik denk dat deze zin ook voor relaties met schrijvers geldt. In een interview over Drift vertelt Hofstede: ‘De schrijversblik is bijna een derde persoon in de relatie, een spelbreker.’ Ik vraag me af hoe we als schrijvers kunnen priemen, doorzien en beschouwen en tegelijkertijd weg kunnen bewegen van wat té compromisloos dicht bij ons ligt. Maar misschien is dit waar de goede en schurende verhalen nu eenmaal verborgen liggen: dicht bij de schrijver, die het persoonlijke vermengt met fictie en zo afscheid neemt.

Foto: Gaby Jongenelen.

(In het kader van de gewenste briefwisseling: hier een link naar het online fictieverhaal.)
Lisa Weeda
Lisa Weeda schrijft, maakt virtual reality en is transmedia storyteller.



Meer over Lisa Weeda?
Kijk op:
https://lisaweeda.tumblr.com/

eerlijk DELEN

10 mei 2019