Sterrennacht
Sander Buesink
18 mei 2018
Mijn vader stierf toen ik vijf jaar oud was, na een ziekbed van negen maanden. Kanker is pech, hoe je het ook wendt of keert, al hebben sommige mensen wat meer kans op pech dan anderen. Mijn vader had pech en ik heb drie keer zoveel kans op pech in mijn darmen als de gemiddelde ander.
Met de dood op zijn hielen nam mijn vader op een avond een enorme stapel papier en begon de blaadjes een voor een in het haardvuur te gooien. Gedichten, dagboeken, tekeningen, brieven, enzovoorts. Hij liet ons een paar dingen na: een niet onaardige, stilistisch wat stijve theaterscène, een dagboekfragment waarin al zijn kinderen voorkwamen (ondergetekende in utero) en een paar schilderijen die wel aardig gelukt waren of niet in de open haard pasten. De kanker loeide door zijn lichaam, maar mijn vader wilde zich niet laten kennen. Ik herinner me weinig meer, maar alle herinneringen komen uit die negen maanden waarin hij steeds verder aftakelde. Van binnen opgevreten werd. Te moe was om te tennissen. Een wandeling langs het meer. Een ziekenhuisbed versierd met ballonnen. Een laatste adem. Allemaal heel zielig.
Elf jaar later. Ik was zestien en meestal in de war. Ik wist dat het erbij hoorde, maar nog niet dat het nooit meer echt over zou gaan. In de kast naast de open haard stonden boeken die hij ooit had gekocht. De onderste plank was gevuld met kolossale kunstboeken, met een- of tweewoordige titels als Expressionisme, Cobra, De Stijl en Die Brücke. Op een bodemloze zondagmiddag bladerde ik door Impressionisme. Ik bleef hangen. Rechterpagina, ergens halverwege het boek. Een draaiende avondlucht, pulserende bolle sterren, een donkere boom die uit het veld naar boven slingert. Alles beweegt. De lucht danst, zoals de realiteit soms zelf kolkt als een koortsdroom.
Ik wist waar ik naar keek: de binnenkant van mijn hoofd. Ik wist dat ik niet alleen was en dat ook nooit meer zou zijn. Kunsthistorici bestempelen De sterrennacht graag tot een uiting van innerlijk gewoel; Vincent van Gogh zelf was niet erg tevreden over het schilderij, hij vond de sterren te groot; ik wist dat er niets anders op zat dan mijn hoofd op de een of andere manier binnenstebuiten te keren, te delen, om niet alleen te zijn, om een ander het gevoel te geven niet alleen te zijn, om contact te maken.
En, mocht ik pech hebben, om me te laten kennen.
Met de dood op zijn hielen nam mijn vader op een avond een enorme stapel papier en begon de blaadjes een voor een in het haardvuur te gooien. Gedichten, dagboeken, tekeningen, brieven, enzovoorts. Hij liet ons een paar dingen na: een niet onaardige, stilistisch wat stijve theaterscène, een dagboekfragment waarin al zijn kinderen voorkwamen (ondergetekende in utero) en een paar schilderijen die wel aardig gelukt waren of niet in de open haard pasten. De kanker loeide door zijn lichaam, maar mijn vader wilde zich niet laten kennen. Ik herinner me weinig meer, maar alle herinneringen komen uit die negen maanden waarin hij steeds verder aftakelde. Van binnen opgevreten werd. Te moe was om te tennissen. Een wandeling langs het meer. Een ziekenhuisbed versierd met ballonnen. Een laatste adem. Allemaal heel zielig.
Elf jaar later. Ik was zestien en meestal in de war. Ik wist dat het erbij hoorde, maar nog niet dat het nooit meer echt over zou gaan. In de kast naast de open haard stonden boeken die hij ooit had gekocht. De onderste plank was gevuld met kolossale kunstboeken, met een- of tweewoordige titels als Expressionisme, Cobra, De Stijl en Die Brücke. Op een bodemloze zondagmiddag bladerde ik door Impressionisme. Ik bleef hangen. Rechterpagina, ergens halverwege het boek. Een draaiende avondlucht, pulserende bolle sterren, een donkere boom die uit het veld naar boven slingert. Alles beweegt. De lucht danst, zoals de realiteit soms zelf kolkt als een koortsdroom.
Ik wist waar ik naar keek: de binnenkant van mijn hoofd. Ik wist dat ik niet alleen was en dat ook nooit meer zou zijn. Kunsthistorici bestempelen De sterrennacht graag tot een uiting van innerlijk gewoel; Vincent van Gogh zelf was niet erg tevreden over het schilderij, hij vond de sterren te groot; ik wist dat er niets anders op zat dan mijn hoofd op de een of andere manier binnenstebuiten te keren, te delen, om niet alleen te zijn, om een ander het gevoel te geven niet alleen te zijn, om contact te maken.
En, mocht ik pech hebben, om me te laten kennen.
Sander Buesink
Sander Buesink werkt als vertaler en schrijver van poëzie, toneel en proza.