Mediocriteit
Jorrit Thijn
18 oktober 2019
‘Hey! Van Gogh!’ Het schalt over straat. Ik kijk op, maar eigenlijk kijk ik er niet meer van op; ik hoor het zo vaak. Ik heb rood haar en een rode baard. Zeker als ik dan in de zomer tegen de zon een klein strooien hipsterhoedje opzet, ben ik een soort vleesgeworden zelfportret van de getormenteerde negentiende-eeuwse schilder.
Hoewel ons rode pigment flamboyant contrasteert met dat andere kleurenpalet van blond tot zwart, lijken alle rooie mensen onderling juist een beetje op elkaar; zoals Chinezen op elkaar lijken. Wij rooien krijgen allemaal dezelfde grappige bijnamen. Een kwestie van perspectief en humeur, denk ik. Ik voel me altijd zeer vereerd als iemand ‘Hey Van Gogh’, mijn kant op slingert. Sterker nog, door de jaren heen ben ik een beetje gaan denken dat ik inderdaad verbonden ben met Vincent. Als een nazaat. Of ten minste verwant.
De schilder was bijvoorbeeld ook een schrijver. Ooit schreef Vincent aan zijn broer Theo: (…) ik zeg u, men moet als men actief wil wezen niet bang zijn om eens iets verkeerd te doen, niet bang zijn om in enige fouten te vervallen. Om goed te worden denken velen dat ze er komen zullen door geen kwaad te doen – en dat ’s een leugen en zeidet ge zelf vroeger een leugen was. – Dat leidt tot stagnatie, tot mediocreteit. Smeer maar iets op als ge een blank doek u aan ziet staren met een zekere imbeciliteit. –
Ik strijk even met mijn hand door mijn haar. Ik voel een beginnend kaal plekje. Ik strijk voor de zekerheid ook even met mijn hand langs mijn baard. Hij zit er nog. ‘Wanneer ga je je oor afscheren’, wordt er ook wel eens gevraagd. Alsof ik zelf zo graag op Van Gogh wil lijken dat ik dat ervoor over heb… maar durf ik wel een fout te maken?
Gij weet niet hoe verlammend dat is, dat staren van een blank doek dat tot den schilder zegt: gij kunt niets. Het doek heeft een idioot staren en biologeert sommige schilders zo dat ze zelf idioot worden.
Hoeveel blanke doeken hebben Vincent aangestaard? Of was er slechts één blank doek dat hem bleef sarren, tot hij in de eeuwigheid van dat blanke doek verdween. Ik weet het niet. Het geestige van Van Gogh is natuurlijk dat hij tijdens zijn leven geen schilderij verkocht, maar na zijn dood een van de duurste schilders werd. Of pardon, dat is het tragische van zijn leven natuurlijk. Ligt soms dicht bij elkaar, is een kwestie van perspectief en humeur.
Veel schilders zijn bang voor het blanke doek maar het blanke doek is bang voor den waren hartstochtelijke schilder die durft – en die eenmaal door die biologie van “ge kunt niet” doorgebroken is.
Er is geen rode haar in mijn baard of op mijn zacht kalende hoofd die er hartstochtelijk over denkt om net als Vincent mijn oor af te scheren. Mijn rooie kop blijft lijken op al die andere rooie koppen, zoals de Chinezen gekopieerd. De mediocriteit ontstijgen als het blanke doek je als een imbeciel aanstaart. Dat is de kunst.
Hoewel ons rode pigment flamboyant contrasteert met dat andere kleurenpalet van blond tot zwart, lijken alle rooie mensen onderling juist een beetje op elkaar; zoals Chinezen op elkaar lijken. Wij rooien krijgen allemaal dezelfde grappige bijnamen. Een kwestie van perspectief en humeur, denk ik. Ik voel me altijd zeer vereerd als iemand ‘Hey Van Gogh’, mijn kant op slingert. Sterker nog, door de jaren heen ben ik een beetje gaan denken dat ik inderdaad verbonden ben met Vincent. Als een nazaat. Of ten minste verwant.
De schilder was bijvoorbeeld ook een schrijver. Ooit schreef Vincent aan zijn broer Theo: (…) ik zeg u, men moet als men actief wil wezen niet bang zijn om eens iets verkeerd te doen, niet bang zijn om in enige fouten te vervallen. Om goed te worden denken velen dat ze er komen zullen door geen kwaad te doen – en dat ’s een leugen en zeidet ge zelf vroeger een leugen was. – Dat leidt tot stagnatie, tot mediocreteit. Smeer maar iets op als ge een blank doek u aan ziet staren met een zekere imbeciliteit. –
Ik strijk even met mijn hand door mijn haar. Ik voel een beginnend kaal plekje. Ik strijk voor de zekerheid ook even met mijn hand langs mijn baard. Hij zit er nog. ‘Wanneer ga je je oor afscheren’, wordt er ook wel eens gevraagd. Alsof ik zelf zo graag op Van Gogh wil lijken dat ik dat ervoor over heb… maar durf ik wel een fout te maken?
Gij weet niet hoe verlammend dat is, dat staren van een blank doek dat tot den schilder zegt: gij kunt niets. Het doek heeft een idioot staren en biologeert sommige schilders zo dat ze zelf idioot worden.
Hoeveel blanke doeken hebben Vincent aangestaard? Of was er slechts één blank doek dat hem bleef sarren, tot hij in de eeuwigheid van dat blanke doek verdween. Ik weet het niet. Het geestige van Van Gogh is natuurlijk dat hij tijdens zijn leven geen schilderij verkocht, maar na zijn dood een van de duurste schilders werd. Of pardon, dat is het tragische van zijn leven natuurlijk. Ligt soms dicht bij elkaar, is een kwestie van perspectief en humeur.
Veel schilders zijn bang voor het blanke doek maar het blanke doek is bang voor den waren hartstochtelijke schilder die durft – en die eenmaal door die biologie van “ge kunt niet” doorgebroken is.
Er is geen rode haar in mijn baard of op mijn zacht kalende hoofd die er hartstochtelijk over denkt om net als Vincent mijn oor af te scheren. Mijn rooie kop blijft lijken op al die andere rooie koppen, zoals de Chinezen gekopieerd. De mediocriteit ontstijgen als het blanke doek je als een imbeciel aanstaart. Dat is de kunst.
Jorrit Thijn
Jorrit Thijn is schrijver, verhalenverteller en speculatief ontwerper.
Meer over Jorrit Thijn?
Kijk op:
http://www.jorritthijn.nl/