GNOE

Rik van den Bos
9 maart 2018
Stel je voor: Een muur met daarop een foto van een mooi natuurlandschap. Vlak voor de muur staat een opgezette gnoe, die op een soort rails tergend langzaam en piepend heen en weer beweegt.

Pieeeeep. Naar voren.
Pieeeeep. Naar achteren.

In hetzelfde tempo. De hele dag door.
Dat was het kunstwerk waar ik een aantal jaar geleden mee geconfronteerd werd. Het was in Hamburger Bahnhof, een museum voor moderne kunst in Berlijn.
Mijn vriendin en ik stonden er een beetje melig naar te kijken, terwijl steeds meer bezoekers de ruimte binnen kwamen lopen. Het duurde niet lang of we stonden met een flink groepje mensen vrijwillig naar een dooie gnoe te kijken.

Pieeeeep. Naar voren.
Pieeeeep. Naar achteren.

Ik keek naar de gnoe. En ik keek naar de toeschouwers. Sommigen keken met een intellectuele blik richting de gnoe. Als echte kenners. Begripvol knikkend. De rest stond een beetje te lachen. En probeerde er ondertussen achter te komen waarom we hier naar moesten kijken. Een jongen ging op zijn knieën zitten en inspecteerde de rails. Twee chique vrouwen gingen een paar stapjes naar achteren staan alsof meer overzicht ook meer betekenis zou geven. Een jong stel controleerde of de foto op de muur misschien veranderde als de gnoe naar voren of naar achteren ging. Dat was niet het geval. Er veranderde niets. Een man bladerde in paniek door de museumcatalogus op zoek naar opheldering. De gnoe ging ondertussen onverstoorbaar door.

Pieeeeep. Naar voren.
Pieeeeep. Naar achteren.

Een tekst op een muur gaf verlossing. Het kunstwerk moest de verstoorde relatie tussen de mens en de natuur verbeelden.
Mijn vriendin knikte vrolijk. ‘Tof’, zei ze.
Ik vond het helemaal niet tof. Ik vond het gemakkelijke, stompzinnige, nietszeggende onzin.
‘Waarom?’, vroeg Vriendin.
‘Zonder die tekst op die muur betekent die hele onzin helemaal niks!’, gilde ik.
‘Ben je nou kwaad?’, vroeg Vriendin met een lachje.
‘Ik ben helemaal niet kwaad’, zei ik kwaad.

Vorige week hadden we een feestje. Ik stond, niet voor het eerst, met handen en voeten dat hele kunstwerk van die gnoe uiteen te zetten en belachelijk te maken: ‘Stel je voor: Een muur met daarop een foto…’
Vriendin kwam erbij staan. ‘Het was een meesterwerk’, zei ze.
‘Het was volslagen onzin’, zei ik.
‘Je hebt het er anders nog steeds over’, zei ze. ‘Noem eens één kunstwerk waar je zo vaak over gepraat hebt of zo lang over nagedacht hebt.’
En ze liep triomfantelijk weg.
Had ze gelijk? Was het de bedoeling van de kunstenaar geweest om onder mijn huid te kruipen door te irriteren? Of was het gewoon een slecht kunstwerk. Bestaat dat? Een slecht kunstwerk? Bestaat een goed kunstwerk? Of heeft kunst niet zoveel aan de rapportcijfertjes die wij eraan geven?

Susan Sontag zei ooit: ‘Mensen zeggen “het verveelt me” alsof dat een beslissend waardeoordeel is en een kunstwerk niet het recht heeft ons te vervelen. Maar het gros van de interessante kunst van onze tijd verveelt juist. Misschien moet kunst wel vervelend zijn vandaag de dag.’

Ik denk dat ik de eerstvolgende keer dat ik iets maak maar eens iets heel irritants maak. Iets dat het bloed onder de nagels van het publiek vandaan haalt. Behalve van de mensen die intellectueel over hun brillen heen kijken, natuurlijk. Die krijg je niet te pakken. Die zullen altijd blijven kijken alsof ze het allemaal helemaal begrepen hebben. Kenners laten zich niet kennen.
Rik van den Bos
Rik van den Bos is toneelschrijver.


eerlijk DELEN

9 maart 2018