B.C. Koekkoek (1803-1862)

Joep van Helden
23 augustus 2019
De eerste kwart eeuw van mijn leven woonde ik in plaatsen langs de oostgrens, waar de beboste heuvels beginnen. Ik heb vaak opgekeken naar bomen en neergekeken over dalen. De zee heb ik weinig gezien.
Mijn lotgenoot in de liefde, een inwoner van de Zuid-Hollandse moerassen en veel-bezoeker van de Zeeuwse eilanden, vindt de beboste heuvels beklemmend, tuttig, Duits, hetzelfde en, als het donker wordt, eng. Ik deel elk van deze typeringen, maar dan voor uitgestrekte, zompige velden en het strand – Duits dankzij het Tourismus.
Mijn deelgenoot van ons levensgeluk voelt zich veilig als ze de vijand op een vlakte kan zien aankomen, ik als ik me verdekt kan opstellen in een dal. Ik loop vast in de blubber, zij tegen een heuvel. We zijn zeer gelukkig.
Gelukkige paartjes bezoeken hand in hand musea met schilderijen. Onze liefde is nog niet zo ver gegroeid dat we kunnen volstaan met woorden als “prachtig”, “heel mooi” of zelfs zwijgen. Wij praten over kunst.
Onze voorkeuren zijn niet verrassend. Mijn vennoot in de firma houdt van schilderijen waarop bijna niks te zien is. Ze houdt van wijds, mensen uit de verte, ijle kleuren, drooggevallen beddingen, het verdwijnen van de horizon, de horizon, de horizon. Ik moet bekennen dat ze me heeft laten zien wat ik eerder niet zag. Sinds een tijdje waardeer ik de horizon. Waardeer.
Waar ik van hou zijn landschapsschilderijen van – houdt u vast – beboste heuvels. Met name die van Barend Cornelis Koekkoek, nota bene de zoon van Johannes Hermanus Koekkoek, schilder van zeegezichten. Het zijn werken met daarop oude bomen, vaak één of twee in de voorgrond, vaak met een stroompje en een bosweg. In het stroompje staan koeien en schapen, op de bosweg lopen mensjes. In de landschapskunst worden dieren en mensen niet voor niets stoffering genoemd. Het gaat om de bomen.
Het grootste gedeelte van een schilderij van B.C. Koekkoek is gevuld met kronen van bomen, daarboven een klein beetje hemel, soms geen. Het tafereel is vaak zonnig om een schaduwspel te creëren, het zicht is helder. De schilderstijl zouden sommigen als ouderwets typeren – zij hebben gelijk, B.C. heeft gekeken naar zeventiende-eeuwers zoals Van Ruisdael, Hobbema, Berchem, Both en heeft de stijl alleen wat aangezet. Echter, niemand schildert blaadjes als Koekkoek.
De schilderijen zijn wat ze tonen. Ik ontdek geen Bijbelse thematiek of een betekenisvolle artistieke opvatting. Niet vreemd ook: B.C. is in Kleve gaan wonen, vlak over onze oostgrens, om zijn werk te verkopen aan rijke toeristen, die een souvenir wilden van de omgeving van het sanatorium – zijn huis is nu Museum Haus Koekkoek. De schilderijen zijn dure ansichten.
‘Maar waarom doen ze je zoveel?’, vraagt de speculant van onze toekomst vanwege mijn enthousiasme over Bosgezicht nummer honderd. Het is een goede vraag. Ik geef antwoorden: de blaadjes; dat doorkijkje; ik wil op die bosweg wandelen; daar is niks aan de hand. Soms zeg ik dat de schilderijen bemiddelen tussen mij en de natuur. Het zijn mooie schilderijen, maar oninteressante kunst.
Wellicht is het een bevallige leugen – zoals B.C. zijn werk karakteriseerde – over waar ik vandaan kom, over mijn eerste kwart eeuw. Ik weet het niet, ik wil niet terug en ook weer wel. Zoals velen zoek ik de illusie van mijn ouderlijk huis. Ik wandel verlangend over de beboste heuvels van de Utrechtse Heuvelrug, op zoek naar een woning, een broeikas voor onze liefde. Maar waarom daar, vraagt ze. De blaadjes, thuis.
Joep van Helden
Verhalen van Joep van Helden verschenen in De Gids, Deus ex Machina en Gpunt.


eerlijk DELEN