Wat ik van Aart heb opgestoken

Karel Eykman
10 juli 2020
Geef het maar eerlijk toe. Zo hoort het te gaan, want zo ging het altijd. De toneelschrijver levert zijn theatertekst in met regieaanwijzingen en duidelijke dialogen. Prima in orde, niks meer aan doen. De acteur gaat dat goed uit zijn hoofd leren met de juiste intonatie en de bijbehorende gebaren. Mooie voorstelling, groot applaus. Maar als de acteur zich daar nu eens niet aan wil storen en op een eigen manier met de tekst aan de haal gaat? Dan raakt het publiek in de war. Dit hadden ze niet in hun schouwburg verwacht, dit waren ze niet gewend.

Iets dergelijks flikte Aart Staartjes zo’n halve eeuw geleden op televisie. De IKON (toen nog IKOR) had mij gevraagd om bijbelverhalen voor kinderen te schrijven en ik had voorgesteld om Aart te vragen voor de presentatie. Ik had erg mijn best gedaan om zwaarbeladen bijbelteksten zo eenvoudig te vertellen dat ook kinderen het konden begrijpen. Maar Aart deed iets geks met die teksten. Hij weigerde zondagschooljufachtig te zijn. Dingen die bloedserieus waren bedoeld, bracht hij lichtvoetig, haast terloops alsof hij zijn mond voorbijpraatte. De kinderen voelden zich daardoor minder bepreekt en begrepen de verhalen daardoor beter. Het was alsof Aart met ze in gesprek was en niet een voordracht voor ze hield.

Het gaf nog veel gedonder, vragen op de synodevergadering en zo. De bijbel vertellen zonder eerbiedigheid en gelovigheid. Kon dat wel en mocht dat wel? Bovendien was Aart niet kerkelijk, hoe zat dat dan?
Aart legde duidelijk uit dat het verhaal van de bijbel hem boeide, niet de grote boodschap. En dat hij daarom volledig achter mijn teksten kon staan. De IKON hield al die tijd voorbeeldig zijn poot stijf. Ondertussen had hij ongemerkt ook invloed op mij. Doordat hij het serieuze zo losjes bracht, voelde ik me ook een stuk vrijer om ‘oneerbiedig’ met de bijbel om te gaan. Ik leerde mezelf af om in de laatste alinea nog gauw even de moraal van het verhaal te verkopen.

‘Jij moet de sluipwespenmethode toepassen,’ zei hij me.
‘In het verhaal moet al stiekem ingeslopen zitten wat je kwijt wil.’

Als je voor toneel of televisie schrijft, moet je geen literaire taal, maar spreektaal schrijven. Dat lag Aart wel, hij kon er brutaler door acteren, waardoor ik weer brutaler schreef, waarna hij weer etcetera. Zo belandden wij in een wederzijdse weeromstuit die we ons leven lang verder volgehouden hebben, ook in latere tv-programma’s en jeugdtheater.
In die weeromstuit kwamen Aart en ik elkaar tegen en speelden wij op elkaar in. Nog voor wij er erg in hadden, werd dat de basis van onze vriendschap. Wij hadden samen over en weer een groot heen en weer. Waar moet ik heen met mijn heen als Aart niet meer mijn weer is?

Waar het mij om gaat, is dat er een nauwe samenwerking en wederzijdse beïnvloeding moet zijn tussen auteur en acteur. Niet opdrachtgever vs. uitvoerder, maar als twee voetballers die elkaar de bal toespelen: via assist – voorzetje – schot – goal! Ik weet dat deze manier van doen allang niet meer ongebruikelijk is in het moderne theater. Maar het is nog steeds ingewikkeld om daar vrijuit mee te experimenteren. Dat zou in theater en andere kunstvormen kunnen gebeuren. Dat is nog helemaal niet zo’n gek idee. Laten we dat vaker gaan doen! Jottem, Aartje spelen!
Karel Eykman
Karel Eykman is schrijver van kinderboeken, poëzie en liedteksten.


eerlijk DELEN