Wat een maker laat zien
Lisa Weeda
30 maart 2018
Een van mijn lievelingsfoto’s is er een van Alexander Chekmenev: rijen en rijen schedels, naast elkaar uitgestald op een eindeloos aantal planken van meerdere stellingkasten. In het bot zitten gaten, precies rond. Mensen passeren de stellingkasten, houden hun armen achter hun rug, buigen ver voorover, alsof ze langs marktkramen lopen, alsof ze hun vingers eigenlijk over de stukken bot willen laten gaan, zoals je je vingers over de appels, broden en vissen haalt.
Het is 1991, de Sovjet-Unie gevallen, en fotograaf Chekmenev is een dag eerder gebeld dat hij naar een voormalig KGB-kantoor buiten de Oekraïense stad Lviv moet reizen. Daar is van alles naar boven gekomen, samen met de aarde van de binnentuin. En nog iets: elke familie in de buurt mist wel een zoon, moeder, oma, vader of dochter. Chekmenev klikt. Een oude vrouw met een witte hoofddoek buigt zich naar een van de hersenkappen. Ze houdt haar handen voor haar buik gevouwen. Naast het vrouwtje staat een man met een zoon en een dochter. Hij duwt hen tegen zich aan. Ze kijken samen naar de stellingkast alsof hun moeder daar opgebaard ligt. Altijd als ik de foto zie, stel ik me voor dat niemand praat. Dat je alleen het geschuifel van voeten hoort. Af en toe laat iemand lucht uit zijn longen glippen, langs de stembanden: geen zucht maar ook geen schreeuw. Chekmenev, die deze opgraving vastlegde, staat niet in het beeld, maar toch kan deze foto niet zonder hem. Alles wat je hier ziet, is zijn keuze. Ik zie wat hij wil, denk ik. Hij toont me iets, vertelt daarmee het verhaal en verdwijnt zelf zo veel mogelijk.
Iemand zei eens tegen me dat je onlosmakelijk verbonden bent met wat je maakt als kunstenaar. Jouw werk bestaat uit jouw fascinaties, onderwerpkeuzes, alles wat jij wanneer vertelt en hoe. Daarna vroeg ik me af: wat is de waarde van jezelf in of buiten je werk plaatsen? Een vraag die me als non-fictieschrijver constant bezighoudt. Ik schrijf liever over wat ik zie als ik ergens over schrijf, dan mijn emoties in dat moment weer te geven. Irrelevant, vind ik, iets wat mij niet altijd in dank wordt afgenomen. Zo moet je zelf kijken. Zonder mijn emoties breng ik sommige lezers niet dichtbij genoeg. Soms is dichtbij zijn iets dat nodig is in een werk. Daar ligt bijvoorbeeld precies de spanning in de Fuck Off serie van Ai Weiwei, waarbij hij in beeld zijn middelvinger opsteekt naar het Witte Huis, de Poort van de Hemelse Vrede, de Trump Tower, het Louvre. Wat gebeurt er als hij alleen die gebouwen fotografeert? Open deur: dan dondert alles in elkaar, want zonder de politieke houding van Ai Weiwei – en zijn hele carrière daaromheen, maar daar moet je een boek aan wijden – is dit beeld waardeloos en verliest het de verhalende kracht. En daar heb je zijn middelvinger, de middelvinger die het beeld compleet maakt. Ai Weiwei is letterlijk onlosmakelijk verbonden aan wat hij maakt. Knap werk, goede kunst, en nodig ook, maar ik vertel het toch liever als Chekmenev.
Het is 1991, de Sovjet-Unie gevallen, en fotograaf Chekmenev is een dag eerder gebeld dat hij naar een voormalig KGB-kantoor buiten de Oekraïense stad Lviv moet reizen. Daar is van alles naar boven gekomen, samen met de aarde van de binnentuin. En nog iets: elke familie in de buurt mist wel een zoon, moeder, oma, vader of dochter. Chekmenev klikt. Een oude vrouw met een witte hoofddoek buigt zich naar een van de hersenkappen. Ze houdt haar handen voor haar buik gevouwen. Naast het vrouwtje staat een man met een zoon en een dochter. Hij duwt hen tegen zich aan. Ze kijken samen naar de stellingkast alsof hun moeder daar opgebaard ligt. Altijd als ik de foto zie, stel ik me voor dat niemand praat. Dat je alleen het geschuifel van voeten hoort. Af en toe laat iemand lucht uit zijn longen glippen, langs de stembanden: geen zucht maar ook geen schreeuw. Chekmenev, die deze opgraving vastlegde, staat niet in het beeld, maar toch kan deze foto niet zonder hem. Alles wat je hier ziet, is zijn keuze. Ik zie wat hij wil, denk ik. Hij toont me iets, vertelt daarmee het verhaal en verdwijnt zelf zo veel mogelijk.
Iemand zei eens tegen me dat je onlosmakelijk verbonden bent met wat je maakt als kunstenaar. Jouw werk bestaat uit jouw fascinaties, onderwerpkeuzes, alles wat jij wanneer vertelt en hoe. Daarna vroeg ik me af: wat is de waarde van jezelf in of buiten je werk plaatsen? Een vraag die me als non-fictieschrijver constant bezighoudt. Ik schrijf liever over wat ik zie als ik ergens over schrijf, dan mijn emoties in dat moment weer te geven. Irrelevant, vind ik, iets wat mij niet altijd in dank wordt afgenomen. Zo moet je zelf kijken. Zonder mijn emoties breng ik sommige lezers niet dichtbij genoeg. Soms is dichtbij zijn iets dat nodig is in een werk. Daar ligt bijvoorbeeld precies de spanning in de Fuck Off serie van Ai Weiwei, waarbij hij in beeld zijn middelvinger opsteekt naar het Witte Huis, de Poort van de Hemelse Vrede, de Trump Tower, het Louvre. Wat gebeurt er als hij alleen die gebouwen fotografeert? Open deur: dan dondert alles in elkaar, want zonder de politieke houding van Ai Weiwei – en zijn hele carrière daaromheen, maar daar moet je een boek aan wijden – is dit beeld waardeloos en verliest het de verhalende kracht. En daar heb je zijn middelvinger, de middelvinger die het beeld compleet maakt. Ai Weiwei is letterlijk onlosmakelijk verbonden aan wat hij maakt. Knap werk, goede kunst, en nodig ook, maar ik vertel het toch liever als Chekmenev.
Lisa Weeda
Lisa Weeda schrijft proza, theater en non-fictie.