Opluchting
Ingmar Heytze
10 januari 2025
Memory almost full is een album dat Paul McCartney schreef en opnam op zijn 64ste. Achttien jaar later is de man nog steeds niet uitgezongen. Zo zie je maar dat ons geheugen, en trouwens het hele leven, iets anders is dan een harde schijf of een andere vorm van computergeheugen. Je weet helemaal niet wanneer het zo vol zit dat er bijna niets meer bij kan.
Met de opslag van fysieke spullen is het een ander verhaal. Voor mij is dat vrij actueel. In 2022 overleed mijn vader, het jaar daarna mijn moeder. Sindsdien zijn mijn zus en ik, met tussenpozen, bezig met wat alle wezen doen: plaatsmaken.
Dat proces líj́kt eenvoudig genoeg. Eerst haal je alles in huis wat je niet kwijt wilt. Daarna sla je alles op waar je over na moet denken. De rest kan vervolgens worden weggehaald door een boedelopruimer.
Tot zover de theorie. Want de dingen die je opsloeg om over na te denken kunnen niet eeuwig opgeslagen blijven. Ze beslaan een kleine kamer stampvol dozen, en die kamer heb je nodig voor andere dingen.
Vroeger hadden alleen echt rijke mensen schilderijen en beeldhouwwerken van zichzelf. Door de massaproductie van foto- en filmtoestellen kwamen zelfportretten ergens in de vorige eeuw binnen bereik van iedereen. Zoals veel mensen van mijn leeftijd sta ik aan het hoofd van duizenden en duizenden dia’s, foto’s en negatieven, en tientallen uren 8mm-film en nog veel meer video op diverse formaten. Daar staat mijn leven op, en ook dat van mijn ouders en nog een of twee generaties daarvoor.
Om die kamer vol verleden terug te veroveren voor het nu, moet ik mijn hele jeugd opnieuw meemaken en terugbrengen tot een volume dat ik wil bewaren, om aan mijn kinderen te kunnen laten zien waar ik vandaan kom – bijvoorbeeld door het te digitaliseren en alleen de allermooiste dingen fysiek te bewaren. De rest moet onherroepelijk, totaal en volledig weg. En er is niemand anders dan ikzelf om te bepalen wat er weg moet, wat blijft, en waarom – terwijl daar natuurlijk geen antwoord op is. Mijn ouders maakt het niets meer uit wat ik met hun spullen doe. Mijn kinderen wil ik later vooral niet opzadelen met zo’n kamer vol vroeger, maar dat wilden mijn ouders ook niet, dus ik vrees het ergste. Mijn zus is er natuurlijk ook nog.
Ik heb besloten dat ik me alleen door al die media heen kan werken als ik er ook over ga schrijven. Ik weet nog niet wat het wordt: een dichtbundel, proza, een toneelstuk, non-fictie, een podcastserie vol met duizend praktische tips om de verwezing, iets wat de meeste mensen vroeg of laat nu eenmaal overkomt, te ownen – ik weet het nog niet, al mag ik lijden dat het een bestseller wordt.
Hoe dat verhaal begint, weet ik wel: ik zal vertellen hoe het is om de schoon en leeg opgeleverde woning van je overleden ouders binnen te stappen. Dat lijkt nog het meest op een feestje geven, de laatste gasten uitlaten en daarna nog een tijdje lopen zoeken naar achterblijvers, omdat je niet kunt geloven dat iedereen werkelijk naar huis is. Zo voelt het ongeveer, maar dan volkomen nuchter en totaal verbijsterd. Je ziet in één oogopslag dat je ouders en hun spullen volslagen en onherroepelijk weg zijn. Je hoeft nooit meer naar ze te zoeken. Dan besef je opeens dat je dat desondanks altijd zal blijven doen. Vast niet de hele tijd, en vast ook niet zo wanhopig als op dat moment, maar wel tot je laatste ademtocht. Daar sta je, even verdrietig als opgelucht, in een huis dat als een harde schijf is gewist voor de toekomst.
Met de opslag van fysieke spullen is het een ander verhaal. Voor mij is dat vrij actueel. In 2022 overleed mijn vader, het jaar daarna mijn moeder. Sindsdien zijn mijn zus en ik, met tussenpozen, bezig met wat alle wezen doen: plaatsmaken.
Dat proces líj́kt eenvoudig genoeg. Eerst haal je alles in huis wat je niet kwijt wilt. Daarna sla je alles op waar je over na moet denken. De rest kan vervolgens worden weggehaald door een boedelopruimer.
Tot zover de theorie. Want de dingen die je opsloeg om over na te denken kunnen niet eeuwig opgeslagen blijven. Ze beslaan een kleine kamer stampvol dozen, en die kamer heb je nodig voor andere dingen.
Vroeger hadden alleen echt rijke mensen schilderijen en beeldhouwwerken van zichzelf. Door de massaproductie van foto- en filmtoestellen kwamen zelfportretten ergens in de vorige eeuw binnen bereik van iedereen. Zoals veel mensen van mijn leeftijd sta ik aan het hoofd van duizenden en duizenden dia’s, foto’s en negatieven, en tientallen uren 8mm-film en nog veel meer video op diverse formaten. Daar staat mijn leven op, en ook dat van mijn ouders en nog een of twee generaties daarvoor.
Om die kamer vol verleden terug te veroveren voor het nu, moet ik mijn hele jeugd opnieuw meemaken en terugbrengen tot een volume dat ik wil bewaren, om aan mijn kinderen te kunnen laten zien waar ik vandaan kom – bijvoorbeeld door het te digitaliseren en alleen de allermooiste dingen fysiek te bewaren. De rest moet onherroepelijk, totaal en volledig weg. En er is niemand anders dan ikzelf om te bepalen wat er weg moet, wat blijft, en waarom – terwijl daar natuurlijk geen antwoord op is. Mijn ouders maakt het niets meer uit wat ik met hun spullen doe. Mijn kinderen wil ik later vooral niet opzadelen met zo’n kamer vol vroeger, maar dat wilden mijn ouders ook niet, dus ik vrees het ergste. Mijn zus is er natuurlijk ook nog.
Ik heb besloten dat ik me alleen door al die media heen kan werken als ik er ook over ga schrijven. Ik weet nog niet wat het wordt: een dichtbundel, proza, een toneelstuk, non-fictie, een podcastserie vol met duizend praktische tips om de verwezing, iets wat de meeste mensen vroeg of laat nu eenmaal overkomt, te ownen – ik weet het nog niet, al mag ik lijden dat het een bestseller wordt.
Hoe dat verhaal begint, weet ik wel: ik zal vertellen hoe het is om de schoon en leeg opgeleverde woning van je overleden ouders binnen te stappen. Dat lijkt nog het meest op een feestje geven, de laatste gasten uitlaten en daarna nog een tijdje lopen zoeken naar achterblijvers, omdat je niet kunt geloven dat iedereen werkelijk naar huis is. Zo voelt het ongeveer, maar dan volkomen nuchter en totaal verbijsterd. Je ziet in één oogopslag dat je ouders en hun spullen volslagen en onherroepelijk weg zijn. Je hoeft nooit meer naar ze te zoeken. Dan besef je opeens dat je dat desondanks altijd zal blijven doen. Vast niet de hele tijd, en vast ook niet zo wanhopig als op dat moment, maar wel tot je laatste ademtocht. Daar sta je, even verdrietig als opgelucht, in een huis dat als een harde schijf is gewist voor de toekomst.
Ingmar Heytze
Ingmar Heytze (Utrecht, 1970) is dichter, prozaïst en columnist. Recentste bundel: Postkamer (eind januari 2025).
Foto: Linelle Deunk
Foto: Linelle Deunk
Meer over Ingmar Heytze?
Kijk op:
http://www.ingmarheytze.nl/