Is het kunst of mag het weg?
Hanneke Hendrix
19 oktober 2018
Jij zei: “Op het Maasplein hebben ze met een staalconstructie een soort van Romeinse boot nagemaakt. Ja, nee, dat moest iemand me ook vertellen, want uit mezelf had ik dat er niet uitgehaald. ’s Avonds schijnt er een blauw licht uit, alsof ze bang zijn dat heel de stad spontaan heroïne gaat lopen spuiten onder die boot. Daar zouden ze eens iets aan moeten doen, aan die shit die ze overal maar neerplempen.”
Ik zei: “Ik vraag me dan altijd af of de Romeinen ook zo zaten te klagen.”
“Wat bedoel je daar nou weer mee?”
“Nou ja,” zei ik. “Dat de ene Romein dan tegen de andere zei: Getverdemme, wat hebbe ze daar weer een lellek aquaduct neergeknald. Jeuzus! En hedde die nieuwe kerk gezien? Dat doet almaalmaar. Die hoge heren in Rome, die betalen één of andere gek om zo’n megalomaan lellek ding d’r neer te zetten, kunnen ze niet gewoon iets, moois neerzetten. Iets ouds. Waarom laten ze niet alles zoals het is?”
Het is net als met de liefde.
Eerst vind je het allemaal mooi. Dan denk je: wat een supergoed idee. We zetten realistisch gemaakte gekleurde cargo containers in het perkje op die rotonde.
Maar als ze er eenmaal staan blijken het gewoon alledaagse containers. Niks bijzonders.
“En het blijkt dus geen boot,” zei je neef, later op dat zitfeestje. “Maar een Romeins badhuis.”
“Een Romeins badhuis?” zei jij. “Is dat een Romeins badhuis? Hoe komen ze daar nou weer bij?”
“Sommige nieuwe kunstdingen vindt iedereen mooi,” suste de vrouw van de neef.
“Het bruggetje naar de Ooij?” zei iemand.
“Iedereen houdt van het bruggetje naar de Ooij,” zei weer iemand anders.
Iedereen begon te roepen, manmanman, wat was dat bruggetje naar de Ooij mooi.
“NOU, IK HEB TOEVALLIG EEN TAKKEHEKEL AAN DAT SCHIJTBRUGGETJE,” riep jij eroverheen.
“Met z’n zelfingenomen boogje. Zo van: kijk mij eens, hoe iedereen van mij houdt.”
Toen was het heel lang stil.
Iemand roerde in zijn koffie.
Iemand vouwde zijn armen.
Iemand haalde zijn neus op.
“Tja,” zei jij.
Op een dag ben ik vertrokken.
Misschien kon ik niet anders.
Na al die tijd.
Net als met kunst.
Een mens went er op een gegeven moment aan.
Aan iets dat een goed idee leek, waar je impulsief bent ingesprongen, wat je miljoenen van je tijd heeft gekost en waar je maar geen afstand van kon doen, omdat je dat niet durfde. Je went eraan. Je went er zo aan dat je op een gegeven moment vergeet dat het ding er staat. En dan raak je het kwijt, dan zit het niet meer in je systeem.
Dan raak je elkaar kwijt.
Of jezelf.
Dan loop je door de stad en dan is er ineens niemand meer die je op iets wijst.
Niemand die zegt: “Marie, lieverd, kijk daar eens.
Kijk eens.
Dat is toch het mooiste wat je ooit hebt gezien?
Kijk die blauwe buizen daar op het plein. Daar zitten allemaal figuren in.”
Niemand die zegt: “Eigenlijk kun je heel goed zien dat iemand dit met liefde heeft gemaakt.”
Niemand die naar de lucht heeft gekeken en heeft nagedacht over waar deze stad voor staat.
Missen is de sterkste vorm van houden van, dat weet je toch wel?
Net zoals destructie de sterkste vorm is van alles wat mooi is.
We kunnen deze tijd alleen maar aan met liefde.
Nog meer liefde.
En ik was dat helemaal vergeten.
Ik zei: “Ik vraag me dan altijd af of de Romeinen ook zo zaten te klagen.”
“Wat bedoel je daar nou weer mee?”
“Nou ja,” zei ik. “Dat de ene Romein dan tegen de andere zei: Getverdemme, wat hebbe ze daar weer een lellek aquaduct neergeknald. Jeuzus! En hedde die nieuwe kerk gezien? Dat doet almaalmaar. Die hoge heren in Rome, die betalen één of andere gek om zo’n megalomaan lellek ding d’r neer te zetten, kunnen ze niet gewoon iets, moois neerzetten. Iets ouds. Waarom laten ze niet alles zoals het is?”
Het is net als met de liefde.
Eerst vind je het allemaal mooi. Dan denk je: wat een supergoed idee. We zetten realistisch gemaakte gekleurde cargo containers in het perkje op die rotonde.
Maar als ze er eenmaal staan blijken het gewoon alledaagse containers. Niks bijzonders.
“En het blijkt dus geen boot,” zei je neef, later op dat zitfeestje. “Maar een Romeins badhuis.”
“Een Romeins badhuis?” zei jij. “Is dat een Romeins badhuis? Hoe komen ze daar nou weer bij?”
“Sommige nieuwe kunstdingen vindt iedereen mooi,” suste de vrouw van de neef.
“Het bruggetje naar de Ooij?” zei iemand.
“Iedereen houdt van het bruggetje naar de Ooij,” zei weer iemand anders.
Iedereen begon te roepen, manmanman, wat was dat bruggetje naar de Ooij mooi.
“NOU, IK HEB TOEVALLIG EEN TAKKEHEKEL AAN DAT SCHIJTBRUGGETJE,” riep jij eroverheen.
“Met z’n zelfingenomen boogje. Zo van: kijk mij eens, hoe iedereen van mij houdt.”
Toen was het heel lang stil.
Iemand roerde in zijn koffie.
Iemand vouwde zijn armen.
Iemand haalde zijn neus op.
“Tja,” zei jij.
Op een dag ben ik vertrokken.
Misschien kon ik niet anders.
Na al die tijd.
Net als met kunst.
Een mens went er op een gegeven moment aan.
Aan iets dat een goed idee leek, waar je impulsief bent ingesprongen, wat je miljoenen van je tijd heeft gekost en waar je maar geen afstand van kon doen, omdat je dat niet durfde. Je went eraan. Je went er zo aan dat je op een gegeven moment vergeet dat het ding er staat. En dan raak je het kwijt, dan zit het niet meer in je systeem.
Dan raak je elkaar kwijt.
Of jezelf.
Dan loop je door de stad en dan is er ineens niemand meer die je op iets wijst.
Niemand die zegt: “Marie, lieverd, kijk daar eens.
Kijk eens.
Dat is toch het mooiste wat je ooit hebt gezien?
Kijk die blauwe buizen daar op het plein. Daar zitten allemaal figuren in.”
Niemand die zegt: “Eigenlijk kun je heel goed zien dat iemand dit met liefde heeft gemaakt.”
Niemand die naar de lucht heeft gekeken en heeft nagedacht over waar deze stad voor staat.
Missen is de sterkste vorm van houden van, dat weet je toch wel?
Net zoals destructie de sterkste vorm is van alles wat mooi is.
We kunnen deze tijd alleen maar aan met liefde.
Nog meer liefde.
En ik was dat helemaal vergeten.
Hanneke Hendrix
Hanneke Hendrix is schrijver en hoorspelmaker.