De noodzaak van kinderpoëzie
Karel Eykman
22 september 2017
Gedichten? Is dat niet te moeilijk voor groep zeven op onze school?’ Dat krijg ik soms te horen als ik vol goede moed op schoolbezoek kom om uit eigen werk voor te lezen en een workshop te leiden. En iedere keer denk ik: hoe kan het dat zo’n lieve schooljuf toch zo’n trut blijkt te zijn?
Want poëzie is niet iets van mooie woorden, diepe gedachten, en moeilijke zinnen, poëzie is voor kinderen pure noodzaak om te overleven. En wel om deze drie redenen:
A. De herkenning. Kinderen zitten met allerlei gevoelens en emoties waarvoor ze nog niet de juiste woorden weten te vinden. Goede gedichten geven taal aan hun gevoelens van onzekerheid, kwaadheid, plezier en eenzaamheid; woorden geven onderdak aan emotie. Als je iets leest waarin jij jezelf herkent, weet je opeens dat jij niet de enige bent die er zo over denkt. Dan ben je niet meer alleen. Voorbeeld: Annie Schmidts ‘Ik ben lekker stout.’
Ik wil niet meer, ik wil niet meer! / Ik wil geen handjes geven! / Ik wil niet zeggen elke keer: / jawel mevrouw, jawel meneer.
B. De aanmoediging. Op een evaluatiebijeenkomst van de Stratemakeropzeeshow bij de VARA zei pedagoge Rita Kohnstamm tegen ons van het schrijverscollectief: ‘Dat is heel mooi wat jullie doen, alleen moet je het niet bij herkenbaarheid laten. Daarmee bevestig je alleen maar hoe het nu eenmaal is, je kan ook aangeven wat je daartegen kan doen.’ Je kan, begreep ik, met poëzie kinderen aanmoedigen tot verzet of dwarsheid. Voorbeeld: Annie Schmidts ‘Grote poes gaf les aan haar zoon Kattemenoel. ‘
Ik zal je leren blazen tegen ’t grote wafwoefwaf,
het grote wafwoefwaf dat altijd door de wereld gaat.
En als je dan goed blazen kan, dan blaas je ’t van je af
Kattemenoeltje, Kattemenoel.
C. De omkering. Het kan zo gezond en inspirerend zijn om zo nu en dan de harde werkelijkheid eens hartgrondig onderuit te halen. Ik bedoel het soort poëzie dat kleedjes onder je wegtrekt, je zekerheden op losse schroeven zet. Kinderen die het aandurven om de wereld ook ondersteboven te bekijken, kunnen daarover meepraten. Zij hebben dat soms nodig om zich staande te houden in de alledaagse wereld. Voorbeeld: Annie Schmidts ‘De regenworm en zijn moeder.’ (Een regenworm keek altijd naar de sterren, maar zijn moeder zei: doe toch gewoon, kijk naar de grond. En toen kwam de Leeuwerik.)
Het wormpje dat naar boven staarde / zag het op tijd en kroop in de aarde / maar moe die naar beneden keek / werd opgegeten, daar in Sneek. Dus doe nooit wat je moeder zegt / dan komt het allemaal terecht.
Laat de kinderen lezen en lees ze voor langs die ABC-route, ze zullen er veel aan hebben. Ook als je ze zelf gedichten laat schrijven, kan je met deze drieslag van de poëzie aan de slag. Het helpt ze verder op weg. Ik wil me nergens mee bemoeien, maar volgens mij geldt dit alles evengoed voor een volwassene zoals jij bij het lezen en schrijven van je gedichten. Probeer het maar als je me niet gelooft, dan zal je zien dat ik groot gelijk heb.
Want poëzie is niet iets van mooie woorden, diepe gedachten, en moeilijke zinnen, poëzie is voor kinderen pure noodzaak om te overleven. En wel om deze drie redenen:
A. De herkenning. Kinderen zitten met allerlei gevoelens en emoties waarvoor ze nog niet de juiste woorden weten te vinden. Goede gedichten geven taal aan hun gevoelens van onzekerheid, kwaadheid, plezier en eenzaamheid; woorden geven onderdak aan emotie. Als je iets leest waarin jij jezelf herkent, weet je opeens dat jij niet de enige bent die er zo over denkt. Dan ben je niet meer alleen. Voorbeeld: Annie Schmidts ‘Ik ben lekker stout.’
Ik wil niet meer, ik wil niet meer! / Ik wil geen handjes geven! / Ik wil niet zeggen elke keer: / jawel mevrouw, jawel meneer.
B. De aanmoediging. Op een evaluatiebijeenkomst van de Stratemakeropzeeshow bij de VARA zei pedagoge Rita Kohnstamm tegen ons van het schrijverscollectief: ‘Dat is heel mooi wat jullie doen, alleen moet je het niet bij herkenbaarheid laten. Daarmee bevestig je alleen maar hoe het nu eenmaal is, je kan ook aangeven wat je daartegen kan doen.’ Je kan, begreep ik, met poëzie kinderen aanmoedigen tot verzet of dwarsheid. Voorbeeld: Annie Schmidts ‘Grote poes gaf les aan haar zoon Kattemenoel. ‘
Ik zal je leren blazen tegen ’t grote wafwoefwaf,
het grote wafwoefwaf dat altijd door de wereld gaat.
En als je dan goed blazen kan, dan blaas je ’t van je af
Kattemenoeltje, Kattemenoel.
C. De omkering. Het kan zo gezond en inspirerend zijn om zo nu en dan de harde werkelijkheid eens hartgrondig onderuit te halen. Ik bedoel het soort poëzie dat kleedjes onder je wegtrekt, je zekerheden op losse schroeven zet. Kinderen die het aandurven om de wereld ook ondersteboven te bekijken, kunnen daarover meepraten. Zij hebben dat soms nodig om zich staande te houden in de alledaagse wereld. Voorbeeld: Annie Schmidts ‘De regenworm en zijn moeder.’ (Een regenworm keek altijd naar de sterren, maar zijn moeder zei: doe toch gewoon, kijk naar de grond. En toen kwam de Leeuwerik.)
Het wormpje dat naar boven staarde / zag het op tijd en kroop in de aarde / maar moe die naar beneden keek / werd opgegeten, daar in Sneek. Dus doe nooit wat je moeder zegt / dan komt het allemaal terecht.
Laat de kinderen lezen en lees ze voor langs die ABC-route, ze zullen er veel aan hebben. Ook als je ze zelf gedichten laat schrijven, kan je met deze drieslag van de poëzie aan de slag. Het helpt ze verder op weg. Ik wil me nergens mee bemoeien, maar volgens mij geldt dit alles evengoed voor een volwassene zoals jij bij het lezen en schrijven van je gedichten. Probeer het maar als je me niet gelooft, dan zal je zien dat ik groot gelijk heb.
Karel Eykman
Karel Eykman is schrijver van kinderboeken, poëzie en liedteksten.
eerlijk DELEN
22 september 2017