A is for Art

Koen Caris
19 mei 2017
Afgelopen week las ik de autobiografie “H is for Hawk”, waarin Helen Macdonald beschrijft hoe ze, na de plotselinge dood van haar vader, besluit om een havik te kopen. Macdonald is een ervaren valkenier, maar een havik blijkt andere koek te zijn: het dier is angstig, fel en – ondanks Macdonalds obsessieve aandacht – bijna onmogelijk te temmen.

“H is for Hawk” is een prachtig boek. Het is knap geschreven en geconstrueerd, en de parallellen tussen de havik en Macdonalds rouw zijn poëtisch en subtiel getrokken. Maar tijdens het lezen gebeurde er iets, dat me eigenlijk altijd overkomt bij boeken over waargebeurde tragedies. Iets waarvan ik me afvraag of het wel normaal is , en of anderen dit ook hebben: ik betrok het direct op mezelf. Ik ging direct nadenken over alle rampen die mij zouden kunnen overkomen. En vooral: over alle kunst die ik vervolgens zou maken.

Wanneer die gedachte eenmaal klauwtjes heeft gekregen, laat hij me niet snel meer gaan. Voor ik het weet, kom ik in een spiraal terecht, waarin ik uren nadenk over de orde en de schaal van de fictieve ramp die mij zou treffen. Zou het de dood van een ouder kunnen zijn, zoals in “H is for Hawk”? Een verkeersongeluk? Een slopende ziekte? De gebeurtenis moet erg genoeg zijn om me te veranderen, maar liefst weer niet zó erg dat ik niet meer aan schrijven toekom. Een flinke storm, geen orkaan.

Ik schaam me voor deze gedachte. Hij voelt plat, en vagelijk respectloos. Naar de mensen in mijn leven die ongevraagd onderwerp worden van een morbide gedachte-experiment, en naar schrijvers als Macdonald die pijn hebben gekend en daar kunst van wisten te maken. Waarom kan ik er dan niet mee stoppen?

Misschien omdat ik, ondanks decennialang bewijs van het tegendeel, nog altijd niet écht kan geloven dat slechte dingen zomaar kunnen gebeuren, zonder dat daar iets tegenover staat. Omdat ik de totale eentonigheid van verdriet niet kan verkroppen, als die niets oplevert. De alledaagsheid ervan. De wasjes die je maar blijft draaien, omdat er geen reden is om óók nog zonder schone kleren te komen zitten. De werkmailtjes die je blijft beantwoorden, terwijl je hele lichaam brult: “Er was eerst meer dan dat er nu is, en dat klopt niet!”

Misschien is dat waarom we kunst maken. Is dat onze bescheiden poging om ervoor te zorgen dat er geen destructie is zonder creatie. Dat we niet helemáál met lege handen komen te staan. Stel ik mezelf daarom die vreemde vragen, in de hoop dat ik weet wat ik moet doen, als het mijn beurt eenmaal is. Macdonald heeft haar rouw, die “uneventful, slow climb back into life” gepakt en er iets moois en troostends van gemaakt. Ze heeft een vermindering genomen, en daar een vermeerdering uit weten te wringen. En misschien is dat de kunst.
Koen Caris
Koen Caris schrijft toneel en hoorspelen.


eerlijk DELEN