Vrij

Tjitske Jansen
20 december 2024
Een dominee vertelde me ooit, ik was een puber, dat theologen een discussie voerden over de vraag of je mensen aan moest kijken tijdens het preken. Tegenstanders beschouwden preken als het brengen van Gods woord. Dat zou niet onderhevig moeten zijn aan menselijke invloeden. Over de mensen heen kijken dus. Voorstanders, waaronder hij, zagen een preek als een gesprek – gelovigen zochten samen naar betekenissen. Een goed verhaal kan meerdere betekenissen dragen, zo ook een verhaal uit de bijbel. Volgens hem had het zogenaamde goddelijke gezag van de Schrift tot gevolg dat veel gelovigen de dialoog met de bijbel niet meer aandurfden. Iedere dialoog kent vrijheid, afweging en persoonlijke betekenisgeving. Anders is het geen dialoog. Dat alles is bij fundamentalisten verdacht volgens de redenering dat God in de bijbel duidelijk heeft gezegd wie Hij is en wat Hij wil. Anders zou God de bijbel niet goed gemaakt (gedicteerd) hebben.

De aangemoedigde vrijheid ten aanzien van bijbelverhalen had zijn weerslag op de manier waarop ik andere boeken las. De herontdekking: een geschreven verhaal is niets meer en minder dan een spreken tot de mens die leest. Als kind had ik het niet moeilijk gevonden om lezen op die manier te ervaren. Op een bepaald moment echter was lezen een ‘serieuze’ aangelegenheid geworden. Schrijvers waren kunstenaars die iets bedoelden. Ik, de lezer, moest me afvragen wat.

De kerk en de moskee zijn niet de enige plekken waar aan geschreven woorden nogal eens vaststaande betekenissen worden toegekend. Ik denk aan een middelbare-schoolbezoek en een meisje dat me vroeg: ‘Hoe moet je poëzie lezen?’ Ik had kunnen zeggen dat daar geen wetten voor zijn, dat er niet één manier is en blablabla. En dat is wel waar, maar wanneer iemand je uitlegt hoe je fietsen moet, betekent dit nog niet dat je het vervolgens kunt. Fietsen leer je door te fietsen. Vrijheid nemen gaat doorgaans niet vanzelf. Wanneer je mensen vraagt een A-4’tje in vieren te vouwen, vouwen de meesten het in vier gelijke delen. Het meisje zei dat ze het wel eens probeerde, een gedicht lezen, en dat het bijna nooit lukte. Moest ze bijvoorbeeld, als een regel maar twee woorden had, een pauze houden voordat ze de volgende regel las? Ze had mij gedichten horen voorlezen en die waren voor haar opengegaan. Ze realiseerde zich dat in de gedichten die ze had proberen te lezen, misschien wel schatten waren te vinden, die tot nu toe voor haar verborgen waren gebleven. Wat moest ze doen om die schatten te kunnen vinden? Ik heb in de weinige tijd die ik had zo goed ik kon iets proberen te zeggen dat bij haar lef zou kunnen genereren. Lef om vrijheid te nemen.
Om een gedicht te lijf te gaan alsof het een slot is dat moet opengebroken. Of het juist uiterst voorzichtig te benaderen. Het hardop te lezen op verschillende manieren – fluisterend, bevelend, alsof je net hebt gerend en toch de bus miste, steeds andere woorden benadrukkend. Niet denken dat een gedicht heilig is. Dan weer doen alsof het dat wel is. Lezen alsof het een liefdesbrief is, een oproep tot revolutie, gebruiksaanwijzing, scheldpartij. Er heel lang over doen om erachter te komen wat er nu eigenlijk staat – is het een gedachte? Is het een beeld? Als het een beeld is, dit beeld voor je zien – het op verschillende manieren voor je te zien. Het gedicht te beschouwen als een puzzel. Of als een partituur. Soms heel graag te willen. Soms niet te graag te willen. De vrijheid vol te houden, te blijven zoeken tot het gedicht zich opent. De vrijheid op te geven en het een stom gedicht te vinden.
Tjitske Jansen
Tjitske Jansen is dichter en schrijver



Meer over Tjitske Jansen?
Kijk op:
http://tjitskejansen.nl/boeken/

eerlijk DELEN