Minivakanties
Sytske van Koeveringe
26 mei 2017
Er zijn mensen die leven van vakantie naar vakantie. Die dan vragen:
‘En waar ga jij heen?’
‘Nergens.’
‘Je blijft hier? Ook weleens lekker, een zomer in eigen land…’ En dan gaan ze zeggen waar zij heen gaan, hoe ze daar heen gaan, voor hoelang en zullen ze herhalen dat ze er echt aan toe zijn.
Het liefst zou ik willen zeggen dat ik niet alleen deze, maar eigenlijk iedere zomer in eigen land doorbreng. Ieder voorjaar, iedere winter, de herfst, Pasen? Ja, ook dan.
Ik zou willen zeggen dat ik geen geld heb voor vakanties of weekendjes weg. En als er dan met medelijden naar me wordt gekeken, zou ik willen zeggen dat ik er ook helemaal niet zoveel behoefte aan heb, dat ik hiervoor kies. Dat ik het niet nodig heb: vakantie. Niets doen, lekker even helemaal niets, weg van alles.
Eigenlijk zou ik willen zeggen: ik ben wekelijks weg. Misschien zelfs wel dagelijks. Misschien zelfs wel twee of drie keer op een dag. Dat ik mijn telefoon vergeet, niet weet dat internet bestaat, vrienden, familie. En werk?
Dat heb ik nooit gedaan.
Mijn minivakanties bestaan uit lezen, films kijken, musea of theater bezoeken en schrijven. Dat is waar ik naar verlang, iedere dag opnieuw. Ik wil opgenomen worden in romans, korte verhalen, essays, voor mijn part gedichten. Ik wil erover dromen. Of: als iemand tegen mij praat of wanneer ik ergens voorbijloop gerefereerd worden aan een kunstwerk, zoals ik nu al twee weken lang aan de The unpleasant surprise word herinnerd als ik in de rij van de kassa sta en het rek met kranten passeer. Dit toneelstuk zal met de tijd uit mijn gedachten slijten, dat weet ik, omdat het altijd zo gaat. Maar het is niet erg, zolang er maar goede dingen voor in de plaats komen.
Misschien, nu ik dit zo schrijf, is dat wel wat ik als werk zie: het altijd maar bedenken wat te eten voor vanavond, die talloze to-do lijstjes: Waternet, belasting, telefoonrekeningen, mijn huis heel houden (want wat is er ineens met mijn wastafel gebeurd? Het water blijft drijven? Wie moet ik hiervoor bellen en hoeveel kost zo’n persoon?), mijn vrienden voor altijd als vrienden blijven houden, het contact met mijn broers en zus en ouders onderhouden, god mijn zus heeft ineens ook nog drie kinderen gebaard: nog meer mensen. Ik wil dat goed doen. Heus, maar op een of andere manier zuigt dat energie.
En dat doet kunst niet.
Natuurlijk, ik zou dat beetje geld wat ik heb, kunnen besparen door niet naar voorstellingen te gaan, boeken te kopen, enzovoort. Ik zou het opzij kunnen leggen voor een weekendje weg of uiteindelijk een vakantie. Maar dan ben ik op vakantie op vakantie, en dat is wel heel erg luxe.
‘En waar ga jij heen?’
‘Nergens.’
‘Je blijft hier? Ook weleens lekker, een zomer in eigen land…’ En dan gaan ze zeggen waar zij heen gaan, hoe ze daar heen gaan, voor hoelang en zullen ze herhalen dat ze er echt aan toe zijn.
Het liefst zou ik willen zeggen dat ik niet alleen deze, maar eigenlijk iedere zomer in eigen land doorbreng. Ieder voorjaar, iedere winter, de herfst, Pasen? Ja, ook dan.
Ik zou willen zeggen dat ik geen geld heb voor vakanties of weekendjes weg. En als er dan met medelijden naar me wordt gekeken, zou ik willen zeggen dat ik er ook helemaal niet zoveel behoefte aan heb, dat ik hiervoor kies. Dat ik het niet nodig heb: vakantie. Niets doen, lekker even helemaal niets, weg van alles.
Eigenlijk zou ik willen zeggen: ik ben wekelijks weg. Misschien zelfs wel dagelijks. Misschien zelfs wel twee of drie keer op een dag. Dat ik mijn telefoon vergeet, niet weet dat internet bestaat, vrienden, familie. En werk?
Dat heb ik nooit gedaan.
Mijn minivakanties bestaan uit lezen, films kijken, musea of theater bezoeken en schrijven. Dat is waar ik naar verlang, iedere dag opnieuw. Ik wil opgenomen worden in romans, korte verhalen, essays, voor mijn part gedichten. Ik wil erover dromen. Of: als iemand tegen mij praat of wanneer ik ergens voorbijloop gerefereerd worden aan een kunstwerk, zoals ik nu al twee weken lang aan de The unpleasant surprise word herinnerd als ik in de rij van de kassa sta en het rek met kranten passeer. Dit toneelstuk zal met de tijd uit mijn gedachten slijten, dat weet ik, omdat het altijd zo gaat. Maar het is niet erg, zolang er maar goede dingen voor in de plaats komen.
Misschien, nu ik dit zo schrijf, is dat wel wat ik als werk zie: het altijd maar bedenken wat te eten voor vanavond, die talloze to-do lijstjes: Waternet, belasting, telefoonrekeningen, mijn huis heel houden (want wat is er ineens met mijn wastafel gebeurd? Het water blijft drijven? Wie moet ik hiervoor bellen en hoeveel kost zo’n persoon?), mijn vrienden voor altijd als vrienden blijven houden, het contact met mijn broers en zus en ouders onderhouden, god mijn zus heeft ineens ook nog drie kinderen gebaard: nog meer mensen. Ik wil dat goed doen. Heus, maar op een of andere manier zuigt dat energie.
En dat doet kunst niet.
Natuurlijk, ik zou dat beetje geld wat ik heb, kunnen besparen door niet naar voorstellingen te gaan, boeken te kopen, enzovoort. Ik zou het opzij kunnen leggen voor een weekendje weg of uiteindelijk een vakantie. Maar dan ben ik op vakantie op vakantie, en dat is wel heel erg luxe.
Sytske van Koeveringe
Sytske van Koeveringe studeerde Beeld en Taal aan de Gerrit Rietveld Academie en schrijft proza.