In de poëzie zijn soms de taalregels omwille van het rijm of het ritme aangepast. Dichterlijke vrijheid noemen we dat dan. Soms gaat het verder en creëert een schrijver een geheel nieuwe, eigen taal om iets uit te drukken. Hoe ver kun je daarin gaan, en hoe ver gaan lezers daarin mee? Deze week verkennen we de grenzen van de taal. Dat doen we door zelf teksten te schrijven, die net wel of net niet te persoonlijk, te abstract, te beeldend of te absurd zijn. Daarbij blijft belangrijk dat de tekst voor jezelf betekenis heeft, maar ook of anderen er iets mee kunnen. Naast het schrijven staat daarom ook het lezen van ‘onbegrijpelijke’ teksten van elkaar en uit de literatuur centraal.