Vier appels, of: de essentie
Don Duyns
25 juli 2025
‘Weer appels aan het schilderen. Gisteren waren er vier, vandaag nog maar drie, omdat ik er eentje opat. Elk schilderij een stukje kleiner dan het vorige.’
Dat staat te lezen in het boek ‘The lost notebook of Eduard Manet’ van Maureen Gibbon, waarin de auteur zich voorstelt hoe de nadagen van deze voorloper van het impressionisme eruitzagen. Triest, zo blijkt uit elke pagina, waarin de aan syfilis en wanen lijdende schilder wanhopig tracht tot iets te komen.
Mij bevalt vooral het beeld van de schilder die zijn beeldmotief door zijn eigen honger verkleint. Het zou zo nog een tijdje door kunnen gaan: ‘Twee appels geschilderd.’ ‘Eén appel geschilderd.’ ‘Klokhuis geschilderd.’ En ten slotte: ‘Vier pitjes geschilderd.’
Dat laatste schilderij is misschien wel het mooiste, de vier pitjes. Want is dat niet waar je naar zoekt in het maken van kunst? De essentie. Die ene blauwe streep dwars over een doek die alle andere blauwe strepen overbodig maakt. De oervorm van een wandelende mens in brons. De volmaakte prop papier op een sokkel. Een blik soep dat hét blik soep is.
Maar vaak moet je je eerst door een enorme hoeveelheid overbodige rotzooi heen werken, zoals Manet zich door die appels heen moest eten. En zoals dat in de schilderkunst gebeurt (leve het zwart en het wit), zo geldt dat in de literatuur wellicht nog wel sterker. Elk woord te veel kan een theaterstuk, gedicht of roman ernstig verzwakken. Iedere lezer kent het teleurstellende gevoel een mooi boek te lezen dat er te lang over doet, te veel taal nodig heeft.
Samuel Beckett (1906-1989) wist dit als geen ander. Hij schreef het kortste toneelstuk ter wereld, ‘Breath’ dat 30 seconden duurt. Het bestaat – zo laat zich al raden – uit een in- en uitademing.
Essentie.
De kern.
Dat wat je wil vinden.
Soms zet dat zoeken naar de essentie zich door tot diep in de persoon van de kunstenaar zelf. Zo was Manets bijna-naamgenoot Monet berucht om zijn zwijgzaamheid. Claude Monet waarschuwde zijn bezoekers geregeld: ‘Vraag me niets.’ Om er na een lange stilte aan toe te voegen: ‘Probeer me niet aan het praten te krijgen. Ik heb niets interessants te zeggen.’ En als je de bebaarde impressionist toch vragen stelde, kreeg je antwoorden als: ‘Ja…’ of ‘Nee…’ Of bij hoge uitzondering een gegrom dat klonk als ‘Rrrou… rrou… rrou…’
Zelf vecht ik er in al mijn werk – tekst en beeld – ook voor om de essentie te veroveren. Maar mijn probleem is: ik hou van de extra krul, van het extra zinnetje, van het ene rare poppetje in de kantlijn.
Zou ik dan onverhoopt toch geen Grote Kunstenaar zijn, geen Lijdend Genie ©? Misschien wordt het tijd dat ook ik een deel van mijn eigen onderwerpen ga opeten en moet ik me voortaan in louter gegrom uiten.
Dat zal alleen lastig worden voor mijn werk als docent aan de kunstacademie, hoewel… Eén van de beste opdrachten ooit aan studenten las ik laatst in een in memoriam voor Arie Berkulin. Deze beeldhouwer gaf aan zijn studenten slechts één zin mee: ‘Maak een beeld.’ En voor het semester erna: ‘Maak nog een beeld.’
Meesterlijk. De essentie. Of zoals Margaret Atwood zegt: ‘In the end, we’ll all become stories.’
Dat staat te lezen in het boek ‘The lost notebook of Eduard Manet’ van Maureen Gibbon, waarin de auteur zich voorstelt hoe de nadagen van deze voorloper van het impressionisme eruitzagen. Triest, zo blijkt uit elke pagina, waarin de aan syfilis en wanen lijdende schilder wanhopig tracht tot iets te komen.
Mij bevalt vooral het beeld van de schilder die zijn beeldmotief door zijn eigen honger verkleint. Het zou zo nog een tijdje door kunnen gaan: ‘Twee appels geschilderd.’ ‘Eén appel geschilderd.’ ‘Klokhuis geschilderd.’ En ten slotte: ‘Vier pitjes geschilderd.’
Dat laatste schilderij is misschien wel het mooiste, de vier pitjes. Want is dat niet waar je naar zoekt in het maken van kunst? De essentie. Die ene blauwe streep dwars over een doek die alle andere blauwe strepen overbodig maakt. De oervorm van een wandelende mens in brons. De volmaakte prop papier op een sokkel. Een blik soep dat hét blik soep is.
Maar vaak moet je je eerst door een enorme hoeveelheid overbodige rotzooi heen werken, zoals Manet zich door die appels heen moest eten. En zoals dat in de schilderkunst gebeurt (leve het zwart en het wit), zo geldt dat in de literatuur wellicht nog wel sterker. Elk woord te veel kan een theaterstuk, gedicht of roman ernstig verzwakken. Iedere lezer kent het teleurstellende gevoel een mooi boek te lezen dat er te lang over doet, te veel taal nodig heeft.
Samuel Beckett (1906-1989) wist dit als geen ander. Hij schreef het kortste toneelstuk ter wereld, ‘Breath’ dat 30 seconden duurt. Het bestaat – zo laat zich al raden – uit een in- en uitademing.
Essentie.
De kern.
Dat wat je wil vinden.
Soms zet dat zoeken naar de essentie zich door tot diep in de persoon van de kunstenaar zelf. Zo was Manets bijna-naamgenoot Monet berucht om zijn zwijgzaamheid. Claude Monet waarschuwde zijn bezoekers geregeld: ‘Vraag me niets.’ Om er na een lange stilte aan toe te voegen: ‘Probeer me niet aan het praten te krijgen. Ik heb niets interessants te zeggen.’ En als je de bebaarde impressionist toch vragen stelde, kreeg je antwoorden als: ‘Ja…’ of ‘Nee…’ Of bij hoge uitzondering een gegrom dat klonk als ‘Rrrou… rrou… rrou…’
Zelf vecht ik er in al mijn werk – tekst en beeld – ook voor om de essentie te veroveren. Maar mijn probleem is: ik hou van de extra krul, van het extra zinnetje, van het ene rare poppetje in de kantlijn.
Zou ik dan onverhoopt toch geen Grote Kunstenaar zijn, geen Lijdend Genie ©? Misschien wordt het tijd dat ook ik een deel van mijn eigen onderwerpen ga opeten en moet ik me voortaan in louter gegrom uiten.
Dat zal alleen lastig worden voor mijn werk als docent aan de kunstacademie, hoewel… Eén van de beste opdrachten ooit aan studenten las ik laatst in een in memoriam voor Arie Berkulin. Deze beeldhouwer gaf aan zijn studenten slechts één zin mee: ‘Maak een beeld.’ En voor het semester erna: ‘Maak nog een beeld.’
Meesterlijk. De essentie. Of zoals Margaret Atwood zegt: ‘In the end, we’ll all become stories.’

Don Duyns
Don Duyns is schrijver, schilder, en docent aan de HKU. Hij schreef onlangs het scenario voor de film ‘Pinksterprins’.
Meer over Don Duyns?
Kijk op:
https://donduyns.nl/