T-Rex
Koen Caris
20 april 2018
We gingen samen naar een museum. We waren een paar maanden bij elkaar en het leek allemaal behoorlijk belangrijk te gaan worden, en dus gingen we naar een museum. Naar een Rothko-expositie in het Gemeentemuseum Den Haag. In het rijtje van eerste keren die je met een nieuwe geliefde beleeft, bleek dit een onverwacht spannende te zijn: de eerste keer dat je samen naar kunst kijkt.
Ik kan niet goed tegen stilte, in het begin. Stilte is diffuus, stilte kan nog alles zijn, en in het begin is alles al zo onduidelijk. Je probeert een onbekende ander te duiden en doorgronden en, via die ander (en jouw klaarblijkelijke keuze voor die ander), jezelf. En dus wordt alles belangrijk. Krijgt alles wat die ander zegt en doet betekenis. Elke minieme toenadering, elke minuscule afwijzing. Elke kleine kring in het waterglas die de aanwezigheid van de T-Rex kan betekenen. Ik vind er geen kloot aan, die beginfase. Ik word er nerveus van. Ik heb alles liever boven tafel: bekend, besproken en bezegeld. Alleen is dat in een museum nou net nogal lastig. Kunst ervaar je toch in eerste instantie alleen en in stilte. Degene naast je kan een transcendentale ervaring hebben of in zijn hoofd vast het avondeten aan het plannen zijn, en waarschijnlijk zou je het verschil niet merken. Kortom: ik had het niet zo naar mijn zin. Ten onrechte, want de expositie was prachtig.
Vrij aan het begin werden de zeven regels van Rothko genoemd, de zeven ingrediënten die een groots kunstwerk in zich moet hebben: dood, sensualiteit, spanning, ironie, humor, toeval en hoop. Dit raakte me. Ik meende iets in deze zeven regels te herkennen, de verlegen wens om iets alomvattends te creëren, iets belangrijks, iets (vies woord) echts. De rest van de expositie kon ik niet wachten om het hier met hem over te hebben. Om die zeven regels langs onze levens te leggen en samen onder de indruk te zijn. In de laatste zaal zagen we elkaar weer. Hij had de expositie op zich prachtig gevonden, zei hij. “Op één ding na, dan.” Er verschenen kringen in het waterglas. “Dat gelul over die zeven regels.” De grond begon te trillen. “Wát een pretentieus geblaat!” En de T-Rex kwam brullend het Gemeentemuseum binnengestormd.
Ook een belangrijke eerste keer: de eerste ruzie. Ik begreep niet hoe hij de onmiskenbare waarheid van die regels zo achteloos naast zich neer kon plempen. En áls hij dat kon, wat dat dan zei over hem, en over mij. Hij begreep niet waarom ik zo hard moest praten. Zo stonden we daar elkaar heel hard niet te begrijpen. Tot we uiteindelijk onze mond maar hielden. Hij trok me aan mijn hand terug de expositie in en zette me voor Untitled 1970 neer, Rothko’s laatste werk. Hij ging naast me zitten. Samen keken we in stilte. Maar dit keer was de stilte anders. Dit keer betekende de stilte geen onduidelijkheid, geen twijfel. Dit keer betekende de stilte gewoon dat niet alles besproken hoeft te worden. Dat niet alles daar beter van wordt. Dat het soms beter is om je mond te houden en te kijken.
De T-Rex kocht een poster in het winkeltje en verdween stilletjes door de achterdeur.
Ik kan niet goed tegen stilte, in het begin. Stilte is diffuus, stilte kan nog alles zijn, en in het begin is alles al zo onduidelijk. Je probeert een onbekende ander te duiden en doorgronden en, via die ander (en jouw klaarblijkelijke keuze voor die ander), jezelf. En dus wordt alles belangrijk. Krijgt alles wat die ander zegt en doet betekenis. Elke minieme toenadering, elke minuscule afwijzing. Elke kleine kring in het waterglas die de aanwezigheid van de T-Rex kan betekenen. Ik vind er geen kloot aan, die beginfase. Ik word er nerveus van. Ik heb alles liever boven tafel: bekend, besproken en bezegeld. Alleen is dat in een museum nou net nogal lastig. Kunst ervaar je toch in eerste instantie alleen en in stilte. Degene naast je kan een transcendentale ervaring hebben of in zijn hoofd vast het avondeten aan het plannen zijn, en waarschijnlijk zou je het verschil niet merken. Kortom: ik had het niet zo naar mijn zin. Ten onrechte, want de expositie was prachtig.
Vrij aan het begin werden de zeven regels van Rothko genoemd, de zeven ingrediënten die een groots kunstwerk in zich moet hebben: dood, sensualiteit, spanning, ironie, humor, toeval en hoop. Dit raakte me. Ik meende iets in deze zeven regels te herkennen, de verlegen wens om iets alomvattends te creëren, iets belangrijks, iets (vies woord) echts. De rest van de expositie kon ik niet wachten om het hier met hem over te hebben. Om die zeven regels langs onze levens te leggen en samen onder de indruk te zijn. In de laatste zaal zagen we elkaar weer. Hij had de expositie op zich prachtig gevonden, zei hij. “Op één ding na, dan.” Er verschenen kringen in het waterglas. “Dat gelul over die zeven regels.” De grond begon te trillen. “Wát een pretentieus geblaat!” En de T-Rex kwam brullend het Gemeentemuseum binnengestormd.
Ook een belangrijke eerste keer: de eerste ruzie. Ik begreep niet hoe hij de onmiskenbare waarheid van die regels zo achteloos naast zich neer kon plempen. En áls hij dat kon, wat dat dan zei over hem, en over mij. Hij begreep niet waarom ik zo hard moest praten. Zo stonden we daar elkaar heel hard niet te begrijpen. Tot we uiteindelijk onze mond maar hielden. Hij trok me aan mijn hand terug de expositie in en zette me voor Untitled 1970 neer, Rothko’s laatste werk. Hij ging naast me zitten. Samen keken we in stilte. Maar dit keer was de stilte anders. Dit keer betekende de stilte geen onduidelijkheid, geen twijfel. Dit keer betekende de stilte gewoon dat niet alles besproken hoeft te worden. Dat niet alles daar beter van wordt. Dat het soms beter is om je mond te houden en te kijken.
De T-Rex kocht een poster in het winkeltje en verdween stilletjes door de achterdeur.
Koen Caris
Koen Caris schrijft toneel en hoorspelen.
eerlijk DELEN
20 april 2018