Kunstbloem
Laura Demelza Bosma
2 juni 2017
We wonen sinds een half jaar in een nieuw oud huis, met in de tuin een nieuwe oude kas. Een paar weken geleden ontdeed ik die kas van distels, waarvan de zaden door de kapotte deur naar binnen waren gewaaid. Later schepte ik de droge aarde in de kruiwagen en liet dit gruis de beek in rollen. Toen was het tijd om de nieuwe oude compostcontainers aan de onderkant te openen. De aarde die me tegemoetkwam, was donker en zacht van vruchtbaarheid en ik was gelukkig, net zo gelukkig als wanneer het organische afval van mijn emoties vruchtbare grond is geworden voor mijn creativiteit.
Elke kunstenaar die zijn eigen gevoelsleven als inspiratiebron gebruikt, weet dat er fases zijn waar het materiaal onbruikbaar is. Het is te dichtbij, te slijmerig, te chaotisch. Er vallen te veel delen te herkennen, de mieren moeten er de zoetigheid nog af eten, de wormen moeten het nog onherkenbaar poepen. Maar als de compost klaar is, hoeft men, bij wijze van spreken, alleen nog maar op een steen te gaan zitten wachten op dat ene sprankje leven dat zich inspiratie noemt. Dan kan de bloem van kunst gaan groeien, een creatie op zich, met op haar bladeren sporen van de gezichten van het verleden. Vanuit de tuin glimlacht wat ooit zo verschrikkelijk was nu bloedrood naar me, in de vorm van zo’n bloem, als ik op weg ben de post uit de brievenbus te halen.
Zo voer ik, waar het om emoties gaat, een beleid van cradle to cradle voor de kunst. Niets wordt zomaar weggegooid. Het lijden van een ander kan het koffiedik zijn, waaruit mijn paddenstoelen groeien. Maar niet alles is herbruikbaar of composteerbaar. Sommige dingen zijn te monstrueus en voor de aarde onverteerbaar, onverbrandbaar zelfs, kanker- of depressieverwekkend. Dat zijn de bestanddelen van kunst die pijn doet, in de weg ligt, provoceert tot het uiteindelijk gewoon wordt. We leven er zoveel mogelijk omheen, maar nooit houden die monsters volledig op deel van ons uit te maken. Monsters als plastic in de oceaan of oorlog, een wezen dat het leven aanvalt. Een kunst die niet scheppend is, maar vernietigend.
Soms is kunst de poging weg te fikken wat onontvlambaar is. Er zijn ook emoties die we willen begraven om nooit meer terug te zien. Maar het is toch telkens weer de natuur die zich aan ons opdringt, met nieuws uit ons afval. Kunst is en blijft natuur, en onze kunstminnende geest valt daarop aan, zoals het gegrom in de maag ons aanspoort wortelen uit het duister onder onze voeten vandaan te trekken.
Wat ik voel, zie en ervaar, blijf ik planten en de kunstbloemen blijven groeien. Ik geloof nog altijd in een bloem die alles opeet wat onbruikbaar is, zonder zelf ziek te worden.
Elke kunstenaar die zijn eigen gevoelsleven als inspiratiebron gebruikt, weet dat er fases zijn waar het materiaal onbruikbaar is. Het is te dichtbij, te slijmerig, te chaotisch. Er vallen te veel delen te herkennen, de mieren moeten er de zoetigheid nog af eten, de wormen moeten het nog onherkenbaar poepen. Maar als de compost klaar is, hoeft men, bij wijze van spreken, alleen nog maar op een steen te gaan zitten wachten op dat ene sprankje leven dat zich inspiratie noemt. Dan kan de bloem van kunst gaan groeien, een creatie op zich, met op haar bladeren sporen van de gezichten van het verleden. Vanuit de tuin glimlacht wat ooit zo verschrikkelijk was nu bloedrood naar me, in de vorm van zo’n bloem, als ik op weg ben de post uit de brievenbus te halen.
Zo voer ik, waar het om emoties gaat, een beleid van cradle to cradle voor de kunst. Niets wordt zomaar weggegooid. Het lijden van een ander kan het koffiedik zijn, waaruit mijn paddenstoelen groeien. Maar niet alles is herbruikbaar of composteerbaar. Sommige dingen zijn te monstrueus en voor de aarde onverteerbaar, onverbrandbaar zelfs, kanker- of depressieverwekkend. Dat zijn de bestanddelen van kunst die pijn doet, in de weg ligt, provoceert tot het uiteindelijk gewoon wordt. We leven er zoveel mogelijk omheen, maar nooit houden die monsters volledig op deel van ons uit te maken. Monsters als plastic in de oceaan of oorlog, een wezen dat het leven aanvalt. Een kunst die niet scheppend is, maar vernietigend.
Soms is kunst de poging weg te fikken wat onontvlambaar is. Er zijn ook emoties die we willen begraven om nooit meer terug te zien. Maar het is toch telkens weer de natuur die zich aan ons opdringt, met nieuws uit ons afval. Kunst is en blijft natuur, en onze kunstminnende geest valt daarop aan, zoals het gegrom in de maag ons aanspoort wortelen uit het duister onder onze voeten vandaan te trekken.
Wat ik voel, zie en ervaar, blijf ik planten en de kunstbloemen blijven groeien. Ik geloof nog altijd in een bloem die alles opeet wat onbruikbaar is, zonder zelf ziek te worden.
Laura Demelza Bosma
Laura Demelza Bosma is dichteres, schrijfster en kunstenares en woont met haar gezin in Oostenrijk.