Gedichten van kinderen

Karel Eykman
15 maart 2019
Natuurlijk is het mooi om als kinderboekenschrijver op schoolbezoek te gaan. Voor even ben je wereldberoemd in Emmen en dat streelt je ijdelheid. Eens vroeg een meisje mij: ‘Mag ik uw handtekening? Ik heb er al een van Ron Brandsteder.’ Zo, nou u weer, wou ik zeggen. Verder is het prettig je lezers te ontmoeten en krijg je er nog voor betaald ook. Wat wil je nog meer?
Nu is voorlezen uit eigen werk iets wat ik graag doe, je kan erdoor merken wat aanslaat en wat niet. Je kan kinderen ermee aan het lachen krijgen ook. Toch zijn er tegenwoordig meesters en juffen die vinden dat ik daarmee uit moet kijken, dat ik dat niet te veel moet doen, dat voorlezen. Kinderen kunnen niet langer dan tien, vijftien minuten geconcentreerd luisteren, leggen ze mij uit, je moet ze ook zelf wat laten doen, ze aanspreken op hun creativiteit. Enzo. Ofzo.
Ja, ja, het zal wel, dacht ik en had het er moeilijk mee. Ik ben schrijver, geen leuke creativiteit-stimulerende pedagoog, daar heb ik niet voor geleerd. Bovendien kan ik me dood ergeren aan kinderoverschatters, die door een kind geschreven gedichten zo sentimenteel gaan ophemelen, zo van: ‘Hoe verzint zo’n kleine dat! Waar haalt die het vandaan? Ze kunnen heel goed hun eigen gedichten maken, die koters! Daar hebben ze volwassen schrijvers niet bij nodig.’ Bedenk dan wel, zei Paul Arnoldussen indertijd al, dat kinderfietsjes ook door volwassenen en niet door kinderen zijn gemaakt.
Maar goed, gaandeweg heb ik er steeds meer plezier in gekregen om samen met kinderen (en evengoed soms met volwassenen) poëzie te maken, zonder iedere scheet die ze laten meteen prachtig te vinden. Nou weet ik ook wel dat je kinderen niet moet vragen om hun diepste innerlijke zielenroerselen poëtisch bloot te leggen. De meest individuele expressie van de meest individuele impressie is niks voor hen. Ze zijn niet gek, ze bijten nog liever hun tong af dan dat ze het over zichzelf willen hebben. Hun ziel en zaligheid gaan niemand wat aan. Geef ze eens ongelijk. Ik nodig ze daarom uit om vanuit iets of iemand anders te schrijven, vanuit een prinses, vanuit een ding, een meubelstuk uit hun eigen kamer.
Martinus Nijhoff heeft dat eens geschreven: je moet niet met je mond fluiten, je moet via een dwarsfluit fluiten, dan is je bereik groter. Zo is het ook met dichten, vanuit een ander bereik je meer. Op die manier kreeg ik ontroerende gedichtjes van kinderen los, waarbij ze zichzelf verklapten, zonder dat ze het merkten. Zo was er een slim Turks jongetje dat een gedicht namens iets uit de huiskamer had geschreven. Wij moesten raden wat het was.

‘We hebben een nieuw tapijt.
We hebben nieuw behang.
Maar hierboven gebeurt nooit wat.’

Rara, wat is dat? Antwoord: het plafond. Zo heeft dat jongetje zonder het te weten in een prachtige metafoor uitgedrukt dat hij zich buitenstaander voelde. Ander voorbeeld, geschreven door een schat van een meid die zich niet bewust was van de grote erotische kracht van haar vers:

‘Trek me over je heen
en ik zal je verwarmen.
Trek maar bij me in
bij mij kan je schuilen.
Maar laat me niet in kreukels op de vloer
da’s niet eerlijk, dat heb ik niet verdiend.
Ik ben tenslotte je dekbed.’

Dit gedicht vond Gerrit Komrij zo aardig, dat hij het heeft opgenomen in zijn “Nederlandse Kinderpoëzie in 1000 en enige gedichten.” Hij heeft in dat boek nog meer door kinderen geschreven gedichten opgenomen. Ik geef hieruit nog één gedicht van een zekere Dennis Kruisheer, 17 jaar oud, over de Dood. Per ongeluk geschreven meesterwerken zijn de mooiste meesterwerken. Hij geeft precies weer hoe ik erover denk:

Als mensen doodgaan
is het zielig.
Als ik doodga is het nog erger.
Karel Eykman
Karel Eykman is schrijver van kinderboeken, poëzie en liedteksten.


eerlijk DELEN

15 maart 2019