Economie en Maatschappij in Poëtarië

Hannah van Binsbergen
3 oktober 2025
Het is leuker met dichters dan met romanschrijvers. Iedereen die weleens in beide gezelschappen verkeerd heeft, weet dat. Ik ben allebei, dus je kan het van me aannemen. Dichters gaan later naar bed, zeggen interessantere dingen en gunnen hun collega’s meer.

Dat is best te begrijpen. Met een roman kun je, bij gebrek aan een beter woord, ‘scoren.’ Je zou zomaar die Franca Treur kunnen zijn die meer dan 150.000 exemplaren verkoopt en een filmdeal binnensleept. Je zou zomaar Peter Buwalda kunnen zijn. Sterker nog, eigenlijk zou je dat moeten zijn. Geliefd, gerespecteerd, en goed in de slappe was. En waarom niet? Ben jij niet eigenlijk een betere schrijver?

Het mooie is dat poëzie misschien wel de kunstvorm is waarmee je de minste kans hebt om te scoren. Je gaat geen succesvol massaproduct produceren. Ter vergelijking: de bestverkochte dichtbundel van de afgelopen jaren, De tijd vliegt maar de dagen gaan te traag van Jean-Pierre Rawie, doet er echt alles aan om iedereen met een centraal zenuwstelsel aan te spreken. De bundel is dan ook een echte bestseller in het genre. Maar een bestseller in het genre staat voor 15.000 exemplaren. Met twee euro per boek aan royalty’s een leuk bedrag, maar je kunt er niet stil van gaan leven. Zeker niet als je bedenkt dat een succes van die omvang maar eens in een carrière voorkomt.

Dat betekent uiteraard niet dat er geen buit te verdelen is in dichtersland. We hebben een prachtige subsidiestructuur die niet alleen beloont wat scoort, maar ook wat, volgens critici en experts, interessant is. En laten we dat in vredesnaam zo houden. Tot slot valt er soms geld te verdienen in wat misschien wel de oervorm van het gedicht is: de voordracht. Geen wonder dat die dichters allemaal zo gezellig met elkaar doen: ze kennen elkaar van de dichtersmarathon, het ontbijtbuffet na Dichters in de Prinsentuin, de lobby van het hotel na de openingsavond van Poetry International, van om drie uur ’s nachts mogen voordragen tijdens de Nacht van de Poëzie. Geen wonder.

Maar dat is niet alles. Want ik zou willen beweren dat poëzie van oorsprong en in de kern sociaal, zelfs democratisch is. In een goed boek kun je verdwijnen. In een goede roman althans. De meeste romans transformeren de lezer tot een zwevend paar ogen, een stille, onzichtbare getuige van gebeurtenissen die zich voor haar geestesoog ontvouwen. Dat die gebeurtenissen zich helemaal niet ontvouwen, maar door iemand aan haar verteld worden, kan ze meestal het grootste deel van het boek vergeten. Wanneer daar weer even de aandacht op gevestigd wordt, voelt ze zich een beetje ongemakkelijk, medeplichtig bijna. Nabokovs ‘Gentlewomen of the jury!’ in Lolita is misschien wel het meest gruwelijke voorbeeld van zo’n plotselinge aanspraak. Het confronteert je met je eigen ramptoerisme: je verlangen om te weten hoe het verder gaat, is sterker dan je verlangen dat het stopt.

In poëzie kan je jezelf veel minder makkelijk vergeten. Misschien dat mensen haar daarom zo moeilijk vinden: je kan niet verdwijnen, want de spreker in het gedicht blijft altijd aanwezig, of die zich nu tot jou richt of niet. In het gedicht ligt een sociale situatie besloten waar jij willens of nillens deel van uitmaakt wanneer je leest. En waarin jij zelf iets moet inbrengen. Er is geen decor, geen coulisse waarin je je kunt verstoppen. Er is alleen een zwevende stem die spreekt. Op een podium krijgt die stem soms een lijf, en kun jij als toehoorder even verdwijnen in de massa. Maar ook dan vraagt de tekst iets van je: om jezelf ertoe te verhouden, om de context mee te nemen die het gedicht zelf niet heeft. Om het gedicht te kunnen vormen, moet jij meedoen. Poëzie is een collaboratieve kunstvorm die je in je eentje kan uitoefenen.

Maar dat wil de dichter eigenlijk niet. Niets mooiers dan voordragen: de klanken en, in mindere mate, de betekenis van je composities op een groep zien inwerken, voor je neus zien gebeuren wat een ander ervan maakt. Waar prozaschrijvers vaak hun afzondering bezingen, zijn dichters, vooral hedendaagse dichters, constant op zoek naar een gemeenschap. Want taal is een sociaal spel. Ik denk vaak dat poëzie nog socialer zou kunnen zijn: niet standaard één dichter op het podium, maar drie of vijf. Lezers directer betrekken bij de productie van het werk. Misschien is het loslaten van De Auteur als enige producent van een werk, makkelijker voor dichters vanwege de bovengenoemde economische omstandigheden. Gedichten worden dan wel zelden een massaproduct, misschien kunnen ze nog eens een massa produceren.
Hannah van Binsbergen
Hannah van Binsbergen (1993) is dichter en schrijver. Momenteel werkt ze aan een nieuwe roman.

eerlijk DELEN