De mammoet in de gordijnen

Sander Buesink
18 juli 2025
Als ik vanaf mijn werkplek onze tuin in kijk, wordt het groene uitzicht ontsierd door ons bakstenen schuurtje. De muur van de schuur is een leeg, kaal vlak, waarvan er in deze wijk duizenden zijn. Huizen, schuren, muurtjes, pleinen. Zoveel steen en beton dat je het bijna niet meer ziet.

Nee, dan de wanden van de grot van Chauvet, diep in de heuvels van de Franse Ardèche. De rode contouren van twee beren met hun welpje, die kalmpjes om de hoek van een nis lijken te lopen. Een gevlekte hyena met hangende onderlip torent boven een luipaard uit. Een oeros lijkt van de welving in de rotswand af te springen. Twee grote wolharige neushoorns haken hun langgerekte, puntige hoorns in elkaar. Een troep leeuwinnen waarvan we alleen de koppen vanaf de zijkant zien, elkaar overlappend, jaagt een kudde bizons op.

De schilderingen zijn tienduizenden jaren geleden gemaakt door rondtrekkende jagers-verzamelaars, moderne mensen zoals jij en ik. Ze plukten fruit, joegen, kookten, dansten, werden verliefd. En ze maakten schilderingen in diepe, moeilijk bereikbare grotten. Stippen, handafdrukken en grote, realistische, soms ook gestileerde afbeeldingen van dieren. Het is alleen een mysterie waaróm ze dat precies deden. Waarom kropen onze voorouders door nauwe, slecht geventileerde gangen om grotwanden te beschilderen? Probeerden ze prooidieren op te roepen door ze af te beelden? Kwamen ze hier samen om met de natuurgoden in contact te komen? Had het te maken met sjamanisme, begrafenisrituelen, de overgang van het leven naar de onderwereld? Niemand die het weet.

Vlak bij de ingang van de grot van Chauvet hangen prachtige stalactietenformaties als lange, geplooide gordijnen naar beneden. Als je goed kijkt, zie je dat de contouren van een van die gordijnen zijn voorzien van een rode lijn. En warempel, door die ene lijn verschijnt er een grote kop, een schuin aflopende rug, een slurf – een mammoet, voor de helft bedekt onder een laag calciet. Als je met diezelfde blik verder kijkt, zie je dat het oog van een van de paarden een gestolde kalkdruppel is. De buik van een bizon volgt de welving van de rotswand. Een scheur wordt de rand van de afgrond waar een groot paard naartoe draaft. Een kloof is het silhouet van de kop van een stier.

In het licht van hun flakkerende fakkels presenteerden de kunstwerken zich aan de kunstenaars, die vervolgens met vereende krachten probeerden de beelden tot leven te brengen (de handafdrukken zijn vaak van mannen, vrouwen én kinderen). Misschien leerden de grotkunstenaars zichzelf en elkaar beter kennen door hun onderbewustzijn aan het werk te zetten. Misschien was het hun manier om te delen wat er in hen omging. Om vorm te geven aan wat indruk had gemaakt. Om te communiceren. Niet met de goden, maar met elkaar.

Ik kijk nog eens goed naar het bakstenen schuurtje, van dichtbij. Wat van veraf egaal rood lijkt, is eigenlijk een bonte verzameling spikkels en piepkleine holtes. Daar, dat gaatje lijkt net een oog, die streep cement een snavel. De scheur een verenstaart.

Als je goed kijkt, komen ze vanzelf tevoorschijn.
Sander Buesink
Sander Buesink werkt als vertaler en schrijver van poëzie, toneel en proza.


eerlijk DELEN