Bezig blijven
Eva Jansen Manenschijn
11 april 2025
Januari brachten we door op een Deens eiland. Een huis aan een ruige zee, amper mensen. Verspreid over drie weken zagen we er twee. Ze liepen daar zomaar een beetje. Zonder hond, gezelschap, doel. Ons huisje stond aan een doodlopende weg.
Thuis voor het raam aan een grote straat krioelen de mensen. Door het enkelglas versta ik een lachende stem: ‘We moeten wel een beetje bezig blijven, hè?’ Met slome ogen van het eilandtempo volgen we mensen, rennend, van het huis naar de auto, met kind of telefoon. Er zijn een hoop mensen die bezig blijven.
Nu wil ik graag een lans breken voor mensen die niet per se bezig willen blijven, sterker nog, die graag niksdoen. Ik zou zelfs willen zeggen dat ik het knap vind: gewoon gaan zitten, beetje kijken, beetje mijmeren, beetje slapen zelfs. Ik geef het je te doen. ‘Wat heb jij vandaag gedaan?’ ‘Niets bijzonders.’ ‘En morgen?’ ‘Geen idee.’ Ik wilde het niksdoen eens uitproberen met kerst. In plaats van cadeaus rondschuiven, mijn neefje op bed leggen, in de soep roeren, of mijn zwager vragen naar zijn nieuwe auto, alleen maar te zitten om naar de vogelvoederbak van mijn schoonmoeder te staren. Ik zeg u, dat is moeilijk. Misschien niet voor ‘malle opa’, maar ja, ‘malle opa’s’ horen erbij. Lethargische dertigers daarentegen…
Ik durf te zeggen dat veel van de niksdoeners niet lui zijn, verre van. Ik denk dat ze vaak een ander gestel hebben, een ander brein. Waar een bezigblijver het nodig heeft om de geest te stimuleren, wordt de geest van de niksdoener al gestimuleerd bij het minste of geringste.
‘Mensen die vaker niksdoen, hebben waarschijnlijk minder ambitie!’ Ook niet waar. Niksdoen moet je trainen. Niksdoen is voor mensen die weten wie ze zijn en wat ze nodig hebben, tegen de beweging van de samenleving in. Dat is een ambitie op zichzelf.
Al komen niksdoeners vaak toch met iets. Uit het niets lijkt het, komen ze met een schitterende opmerking, een gedicht, een lied, een hele kinetische installatie. Hoe dat kan, terwijl ze toch alleen maar op de grond lagen? ‘Geen kind natuurlijk, geen verantwoordelijkheden, dat moet het zijn.’
Ik was een bezigblijver. Of beter gezegd: een nietssnakker vermomd als bezigblijver. Ik rende van de ene afspraak naar de andere. Ik schreef, schreef, schreef en het liefste schreef ik uiterst precies deadlines in mijn agenda. ‘Als ik ergens energie in stop, zal dat zich uitbetalen’. Dat is een fabel. Of nee, misschien niet. Maar ik kreeg het gevoel dat iedere beweging een deugd was: ‘Als ik maar energie geef. Als ik me maar verplaats, als ik maar praat.’ Laten we zeggen dat het allemaal wat ongericht werd, dat bezig blijven. Anderen leken dat niet op te merken. Ik heb vooral gehoord: ‘Ik zie je overal. Jij bent wel lekker bezig, hè?’
Maar een nietssnakker moet betalen. Twee jaar lang lag ik op de grond. Als een afkickende bezigblijver dacht ik dat dit mijn einde betekende. Ik zou nooit meer een stuk kunnen schrijven, iedereen zou me vergeten.
Maar ik moet ook zeggen, na een tijd begon ik er lol in te krijgen. Op de grond liggen zonder deadline. Mijn ogen dichtdoen, verdwijnen in andere werelden; fantasie, herinneringen. Anderen zien rennen door de regen.
Wat het belangrijkste is; daar op dat Deense eiland vierden we het einde van mijn ziek-zijn en het begin van mijn identiteit als niksdoener. Een niksdoener die zonder het te merken drie stukken uitspon in haar hart, die zonder een woord te hebben geschreven haar schrijverschap had geprofessionaliseerd en die, zonder collega’s te kunnen binden, liefdevollere relaties ervaarde dan ooit. Ik had er niks voor gedaan, ik had ermee gelegen. Ik bleef niet bezig, maar inspiratie en adem hadden ruimte gekregen, waren in beweging gekomen. Zomaar, zonder me in te spannen.
Thuis voor het raam aan een grote straat krioelen de mensen. Door het enkelglas versta ik een lachende stem: ‘We moeten wel een beetje bezig blijven, hè?’ Met slome ogen van het eilandtempo volgen we mensen, rennend, van het huis naar de auto, met kind of telefoon. Er zijn een hoop mensen die bezig blijven.
Nu wil ik graag een lans breken voor mensen die niet per se bezig willen blijven, sterker nog, die graag niksdoen. Ik zou zelfs willen zeggen dat ik het knap vind: gewoon gaan zitten, beetje kijken, beetje mijmeren, beetje slapen zelfs. Ik geef het je te doen. ‘Wat heb jij vandaag gedaan?’ ‘Niets bijzonders.’ ‘En morgen?’ ‘Geen idee.’ Ik wilde het niksdoen eens uitproberen met kerst. In plaats van cadeaus rondschuiven, mijn neefje op bed leggen, in de soep roeren, of mijn zwager vragen naar zijn nieuwe auto, alleen maar te zitten om naar de vogelvoederbak van mijn schoonmoeder te staren. Ik zeg u, dat is moeilijk. Misschien niet voor ‘malle opa’, maar ja, ‘malle opa’s’ horen erbij. Lethargische dertigers daarentegen…
Ik durf te zeggen dat veel van de niksdoeners niet lui zijn, verre van. Ik denk dat ze vaak een ander gestel hebben, een ander brein. Waar een bezigblijver het nodig heeft om de geest te stimuleren, wordt de geest van de niksdoener al gestimuleerd bij het minste of geringste.
‘Mensen die vaker niksdoen, hebben waarschijnlijk minder ambitie!’ Ook niet waar. Niksdoen moet je trainen. Niksdoen is voor mensen die weten wie ze zijn en wat ze nodig hebben, tegen de beweging van de samenleving in. Dat is een ambitie op zichzelf.
Al komen niksdoeners vaak toch met iets. Uit het niets lijkt het, komen ze met een schitterende opmerking, een gedicht, een lied, een hele kinetische installatie. Hoe dat kan, terwijl ze toch alleen maar op de grond lagen? ‘Geen kind natuurlijk, geen verantwoordelijkheden, dat moet het zijn.’
Ik was een bezigblijver. Of beter gezegd: een nietssnakker vermomd als bezigblijver. Ik rende van de ene afspraak naar de andere. Ik schreef, schreef, schreef en het liefste schreef ik uiterst precies deadlines in mijn agenda. ‘Als ik ergens energie in stop, zal dat zich uitbetalen’. Dat is een fabel. Of nee, misschien niet. Maar ik kreeg het gevoel dat iedere beweging een deugd was: ‘Als ik maar energie geef. Als ik me maar verplaats, als ik maar praat.’ Laten we zeggen dat het allemaal wat ongericht werd, dat bezig blijven. Anderen leken dat niet op te merken. Ik heb vooral gehoord: ‘Ik zie je overal. Jij bent wel lekker bezig, hè?’
Maar een nietssnakker moet betalen. Twee jaar lang lag ik op de grond. Als een afkickende bezigblijver dacht ik dat dit mijn einde betekende. Ik zou nooit meer een stuk kunnen schrijven, iedereen zou me vergeten.
Maar ik moet ook zeggen, na een tijd begon ik er lol in te krijgen. Op de grond liggen zonder deadline. Mijn ogen dichtdoen, verdwijnen in andere werelden; fantasie, herinneringen. Anderen zien rennen door de regen.
Wat het belangrijkste is; daar op dat Deense eiland vierden we het einde van mijn ziek-zijn en het begin van mijn identiteit als niksdoener. Een niksdoener die zonder het te merken drie stukken uitspon in haar hart, die zonder een woord te hebben geschreven haar schrijverschap had geprofessionaliseerd en die, zonder collega’s te kunnen binden, liefdevollere relaties ervaarde dan ooit. Ik had er niks voor gedaan, ik had ermee gelegen. Ik bleef niet bezig, maar inspiratie en adem hadden ruimte gekregen, waren in beweging gekomen. Zomaar, zonder me in te spannen.

Eva Jansen Manenschijn
Eva Jansen Manenschijn is toneelschrijver en dramaturg.
Meer over Eva Jansen Manenschijn?
Kijk op:
https://www.denieuwetoneelbibliotheek.nl/schrijvers/eva-jansen-manenschijn/