Een gewoon, alledaags beeld vormt het startpunt voor een compositie. Ook het dansmateriaal ontstaat uit dagelijkse acties. Vanuit het ‘gewone’ (lopen, leunen, staan, zitten, vallen, …) transformeren we de beweging naar een toestand die absurd, dramatisch of anderszins verbazend is. De bewegingen ontwikkelen zich tot dansmateriaal door het specifiek inzetten van elementen als tijd, kracht en ruimte. Er is expliciet aandacht voor zaken als voor- en achtergrond, waardoor u het ene moment danst in een duet, later in een groepsstuk, in een solo, of waardoor u heel even figurant bent. We werken toe naar een voorstelling waarin de locatie een belangrijke rol speelt.