In een choreografie kun je de elementen ruimte, tijd, vorm en beweging onderscheiden. Deze week ligt de nadruk vooral op de ruimte. We gaan op zoek naar plekken die als inspiratie zullen dienen voor de choreografie. Eenmaal ter plekke gaan we niet meteen de open ruimtes gebruiken, maar juist beginnen met beweging langs de begrenzingen van deze ruimtes: bomen, greppels, vloeren, muren, deuren, plafonds, enz. Vanuit deze grenzen gaan we de ruimte in. De choreografie-methode kun je ‘instant’ noemen: op het randgebied van improvisatie en choreografie. In eerste instantie improviseren we vanuit de gevonden ruimte en vervolgens worden deze improvisaties verfijnd en toegespitst zodat een choreografie ontstaat.